Been, gewei, ivoor (archeologisch)

Archeologische voorwerpen uit been, gewei of ivoor bevatten een schat aan informatie, net als onbewerkt botmateriaal. De bewerkte objecten maken meestal deel uit van voorwerpen die nog andere materialen bevatten. Denk aan bot dat is gebruikt voor de handgreep van een ijzeren mes. Natuurlijk botmateriaal is veelvuldig aanwezig in een archeologische context. Bewerkt bot, gewei en ivoor komen minder voor.
Lees hier wat te doen wanneer u been, gewei of ivoor aantreft op een opgraving en hoe u deze materialen het best bewaart in uw depot.
Materialen, technieken en bijzonderheden
Been, gewei en ivoor bestaan uit een anorganisch deel dat zorgt voor hardheid en een organisch deel dat zorgt voor elasticiteit en stevigheid. De drie bevatten dezelfde materialen maar in verschillende verhoudingen. Het organische deel bestaat grotendeels uit de vezelachtige proteïne collageen, het anorganische uit kalkzouten (hydroxyapatiet).
Ivoor bestaat uit 'dentine', met een hoog aandeel hydroxyapatiet. Ook tanden bestaan uit dentine, met daaromheen een email van bijna 100% kalkzouten.
Let op: al deze materialen bevatten water en hebben een verschillende interne structuur waardoor ze bij uitdroging op andere manieren barsten en lamineren.
Aftakeling
In de bodem
- In de meeste bodems met zuurstoftoegang breekt het organische deel van been, gewei en ivoor als eerste af door de aantasting van schimmels en bacteriën. Wat overblijft, is een hard maar broos en kalkrijk bot.
- Oplosbare zouten (mechanisme van verwering: zie keramiek) dringen in deze materialen binnen. Vooral ivoor en tanden zijn hiervoor gevoelig.
Bij de opgraving
Droging
Licht
Voorwerpen worden bij de opgraving onderworpen aan plots en veel (uv-)licht. Stel ivoor zeker niet bloot aan zonlicht.
Composietmaterialen
In depot
- Bot, gewei en ivoor (vooral met veel organische componenten) reageren sterk op schommelingen in de luchtvochtigheid. Ze blijven zwellen en krimpen, en gaan barsten, schilferen en breken.
- Voorwerpen gemaakt uit lange beenderen en ivoor gaan meer dan andere sterk lamineren bij droging. De schade neemt toe wanneer de luchtvochtigheid op en neer blijft gaan.

- Omgevingsdampen kunnen permanente schade veroorzaken. Zo zullen zure dampen uit verpakkings- en tentoonstellingsmaterialen (hout, papier, karton, verven en lijmen) het materiaal aantasten.
- Oplosbare zouten in een omgeving met wisselende luchtvochtigheid doen botmaterialen lamineren (hetzelfde mechanisme als zoutschade bij keramiek).
- (Uv-)lichtverbleekt mogelijke verfstoffen en het botmateriaal zelf. Het tast vooral ivoor zo aan dat het zeer broos en breekbaar wordt. In een volledig donkere ruimte zal ivoor vergelen, wat minder erg is.
- Ook zuren en vetten van onze handen veroorzaken vlekken, net als weekmakers in allerlei (niet-inerte) kunststoffen.
- Schade door micro-organismen treedt vaak op in vochtige omstandigheden. Schimmels kunnen de materialen ook verkleuren.

Oude restauraties
- Schade door verkeerde lijm: lijmnaden verkleuren, er komen schadelijke stoffen in het poreuze materiaal terecht (ontstaan van zouten), de verlijming is te zwak of te hard (en onomkeerbaar). Sommige verkleuringen en materialen kunt u niet meer verwijderen.
- Schade door lijm/vernis: objecten uit botmateriaal bedekte men vroeger vaak met een beschermlaag of impregneerde men met allerhande producten.
- Oplosbare zouten duwen soms een beschermlaag weg. De met vernis opgevulde laag van het object reageert anders op een wisselende temperatuur en vochtigheidsgraad dan het niet-geïmpregneerde deel. De twee delen bewegen anders en maken zich langzaamaan los.
- Verschillende soorten ongeschikte beschermlagen en consoliderende producten verkleuren en trekken stof aan.
Conditie bepalen
- Verkleuringen zijn 'normaal' bij archeologisch botmateriaal en niet schadelijk. Het is niet de bedoeling dat deze materialen na de opgraving verder verkleuren door contact met ongeschikte materialen, schimmels en (uv-)licht.
- Oude restauratiematerialen: merkt u vergelende lijm of afschilfering van de vernislaag, grijp dan in.
Neem zeker ook een kijkje in het hoofdstuk 'Conditiecontrole archeologische objecten'.
Bewaren
Bij de opgraving
Bewaar het in een omgeving van bijna 100% (onderdompeling in water is niet nodig). Verpak afzonderlijk in inerte zakjes of doosjes, mét de omliggende aarde. Reinig de vondsten niet. Bewaar ze in een koele, donkere (koel)ruimte; zo vermijdt u micro-organismen. Doe dat tot ze worden overgedragen aan een specialist. Opgelet: deze tijdelijke manier van verpakken is niet geschikt voor permanente bewaring in depot.
In het depot
- Bewaar droog en gedroogd botmateriaal in een stabiele omgeving, met een vochtigheidsgraad tussen 50 tot 55% (met minimale fluctuatie). De maximale schommeling bedraagt 3% per etmaal, zeker voor ivoor. Zorg voor een constante temperatuur van 18 tot 22°C. (Uv-)licht: max. 200 lux voor bot en max. 50 lux voor ivoor. Omgeef en verpak de objecten enkel met zuurvrije en inerte materialen.
- Composietobjecten (veelal bot en metaal): omdat actieve corrosie van de metalen meer schade veroorzaakt dan een té droge bewaring van bot, geven we de voorrang aan het metaal en worden dergelijke objecten vaak zeer droog bewaard. Elk composietobject is anders: vraag raad aan een conservator.
Hanteren en verplaatsen
- Hanteer bewerkt bot, gewei en ivoor heel omzichtig en altijd met handschoenen.
- Deze objecten verplaatst u beter in een geschikte verpakking dan dat u de objecten steeds weer manipuleert.
Reinigen
Bij de opgraving
- Fragiel onbewerkt botmateriaal, bewerkt bot, gewei en ivoor wast u niet. Het vuil dringt dieper in het object en mogelijke sporen van versieringen of gebruik gaan verloren. Laat de voorwerpen door een specialist reinigen.
- Het 'bulk' natuurlijk botmateriaal spoelt u voorzichtig met kraantjeswater, met gebruik van zachte borstels.
- Geef de materialen nooit een nabehandeling. Tracht ze niet te beschermen tegen verdere breuken met een vernis of consolidatieproduct (bv. houtlijm). De kans is groot dat het probleem op langere termijn verergert.
In het depot/museum
Museale objecten en geconserveerde objecten reinigt u niet actief. Stof lichtjes af met een zacht penseel als dat vermeld staat in het conservatiedossier. Zelfs een vochtig doekje kan leiden tot plaatselijke zwellingenl, met scheuren en breuken als gevolg.
Opslag en verpakken in depot
Rol van de gespecialiseerde restaurator
- Fragiel botmateriaal, bewerkt bot en zeker ivoor droogt u niet 'ongecontroleerd' aan de lucht. Dat is werk voor specialisten die evalueren hoe het object het best gedroogd wordt om barsten en scheuren te voorkomen.
- Droog bulkmateriaal aan de lucht, maar niet in de zon. Wees voorzichtig en let voortdurend op barsten, scheuren en afschilfering.
- Objecten wassen? Zie hierboven bij 'Reinigen'.
- Verlijmen en consolideren is een taak voor specialisten.
Dit hoofdstuk werd geschreven door Natalie Cleeren voor Depotwijzer.be.