Materialen en technieken van gepolychromeerde objecten

Een gepolychromeerd voorwerp is opgebouwd uit verschillende lagen, elk met een eigen functie. Gepolychromeerde objecten zijn ook vaak meerdere keren overschilderd, volgens de gangbare 'mode' of om andere redenen, zoals slijtage. De opbouw is afhankelijk van de drager waaruit het object is vervaardigd, zoals hout, steen of een steenachtig materiaal, textiel, papyrus ... Meer informatie over de drager vindt u bij de materialen zelf. Bij gepolychromeerde objecten moet u dus rekening houden met het materiaal van de drager en met de afwerking.
De drager voorbereiden
Steen
Hout
Bij houten dragers kunnen we de voorbereiding van de drager in grote lijnen onderverdelen in volgende stappen:
- het hout effenen,
- maatregelen nemen om de plamuur goed aan het hout te doen hechten;
- het hout lijmen.
Om hout te effenen wordt een plamuur gebruikt met dezelfde basis als de plamuurlaag. Die zal alle barsten en oneffenheden in de drager vullen en glad maken.
Om de plamuur goed te doen vasthouden is het van belang om het houtoppervlak vooraf 'in te krassen'. Vervolgens beplakt u het beeld vóór het plamuren volledig of gedeeltelijk met een linnen doek, gedrenkt in lijm. Linnen zorgt ervoor dat de plamuur beter hecht. Bijkomend voordeel is dat linnen, in tegenstelling tot hout, weinig of niet gevoelig is voor inkrimpende en uitzettende bewegingen. (Een gevolg van klimatologische factoren, zoals het uitzetten en krimpen door schommelingen in de luchtvochtigheid of temperatuur.)
Een laatste voorbereidende klus bestaat erin dat u het houtoppervlak voorlijmt. Dat gebeurt meestal met twee tot drie lagen warme lijm (meestal dierlijke collageenlijm, zoals huidenlijm, pezenlijm ...).
Textiel, Papyrus
Ondergronden in textiel of papyrus, zoals Egyptische mummiemaskers, werden vaak in combinatie met de preparatie (= plamuur) gebruikt. Men drenkte het materiaal in preparatie en modelleerde het tot de gewenste vorm. De drager in textiel of papyrus en de preparatielaag vormen dan samen de drager van het object en tevens de basis voor de verflaag en de vergulding. Een specifieke voorbereiding van een dergelijke drager is er dus niet.
Plamuurlaag (= preparatielaag, grondering)
De plamuur voor polychrome objecten komt overeen met de plamuur die gebruikt wordt voor paneelschilderingen. Volgens de samenstelling onderscheiden we drie soorten preparatie:
- Op basis van loodwit en olie, of loodoxide en olie (loodmenie). Door zijn waterafstotende karakter bijzonder geschikt voor steensculpturen.
- Uit gips (gesso) en dierlijke lijm. Dit type van plamuur werd in Zuid-Europa courant gebruikt.
- Krijt of kaolien (in plaats van gips in onze streken), eveneens vermengd met dierlijke lijm.
De preparatielaag wordt in vloeibare toestand in verschillende lagen uitgestreken, naargelang de gewenste dikte. De eerste lagen zijn veel vloeibaarder dan de laatste. Om ze goed aan elkaar te laten hechten, wordt bij elke nieuwe laag de toplaag van de vorige laag bewerkt totdat die half opgelost is. Daarna kan een volgende laag worden aangebracht.
Nadat alles goed is gedroogd, kan de preparatielaag worden afgewerkt. Volgelopen delen, zoals ogen en vingers, worden opnieuw scherpgezet met fijn gereedschap. Nadien wordt de preparatielaag geslepen. Bij deze bewerking wordt de plamuur zo glad mogelijk gepolijst met slijpmateriaal. Na het slijpen wordt alle stof zorgvuldig verwijderd en wordt nog een laatste dunne laag warm lijmwater aangebracht om de absorberende werking van het krijt of de kaolien te neutraliseren.
De belangrijkste functie van de plamuurlaag is: een goede drager vormen voor de afwerklaag. De plamuur zal ook de barstjes, ruwheden en oneffenheden in de drager bedekken.
De plamuurlaag biedt ook de mogelijkheid om bepaalde foutjes in het sculptuurwerk weg te werken, te verfijnen en eventueel extra decoratieve details toe te voegen. Deze ingreep gebeurt gewoonlijk op zeer kleine schaal en blijft meestal beperkt tot het graveren in de plamuur om bijvoorbeeld bepaalde kledingonderdelen een realistisch textielkarakter te geven. De preparatielaag vormt dan ook een wezenlijk onderdeel van 'het beeldhouwen'.
Vergulden
Een goede polychromie is een subtiel, uitgebalanceerd samenspel van kwaliteitsmaterialen die, zowel door hun individuele kenmerken als in combinatie, het geheel een apart en kostbaar karakter verlenen.
Het gebruik van bladmetaal is dan ook geen toevallig verschijnsel, maar een essentieel onderdeel van de polychromie van een beeld. Bladmetaal kan goud, zilver, koper of tin zijn. Bladgoud, en in iets mindere mate bladzilver, gebruikt men het meest in de polychromie van een beeld. Metaalfolies worden als minderwaardig beschouwd. Tinfolie werd gebruikt als basis voor een geperst brokaat.
Er zijn twee types vergulding: de polimentvergulding (synoniemen: watervergulding, glansvergulding) en de matte vergulding (synoniemen: mixtionvergulding, olievergulding).
Een polimentvergulding is een vergulding waarbij het bladmetaal na oplegging gepolijst wordt. Het resultaat is een glad en glanzend oppervlak.
Werkwijze:
- gepolijste preparatielaag of boluslaag,
- aanschieten en opleggen van metaalfolie,
- eventueel polijsten met een polijststeen (bv. agaatsteen of ivoor).
De matte vergulding omvat alle soorten verguldingen waarvan het bladmetaal niet gepolijst wordt en dus een niet-glanzend oppervlak heeft. Dit kan een polimentvergulding zijn die niet gepolijst werd of met een matte laag werd bedekt. Maar het kan ook een vergulding met olie- of lijmhoudende media zijn, die het onmogelijk maakt om het oppervlak te polijsten. Naast de polimentvergulding komt deze olie- of mixtionvergulding het meest voor. Mixtion is lijnolie waaraan siccatieven en harsen zijn toegevoegd.
Verflaag
- De meeste verven bestaan uit drie bestanddelen: de gekleurde pigmentkorrels, het bindmiddel dat de deeltjes samenhoudt en een verdunningsmiddel.
- Verf krijgt zijn kleur door pigmenten. Een pigment is een poeder dat uit kleine, onoplosbare en sterk gekleurde korrels bestaat. Het bepaalt ook de transparantie van de verf.
- Het bindmiddel is een vloeistof die de pigmentkorrels aan elkaar en op de drager laat kleven. Nadat de verf is aangebracht, droogt het en vormt het een harde film. Het bindmiddel doet dienst als smeermiddel, waardoor de korrels makkelijk over elkaar kunnen glijden. Zij vormen het bindmiddel om tot een pasta.
- Verf is dus een pasta die na droging een vaste, gekleurde film vormt. De droge film is in het begin elastisch maar wordt na verloop van tijd hard en bros.
- In de volgende tabel sommen we enkele verfsoorten op. Elke soort heeft een ander bindmiddel.
Verfsoort
Tempura
Olieverf
Aquarel
Plakkaatverf
Acryl
Latex
Bindmiddel in de verf
Emulsie, bv. eigeel
Olie (1)
Arabische gom (2)
Dextrine (3)
Synthetische polymeer
Synthetische polymeer
Verdunningsmiddel
Water
Terpentijn/White Spirit
Water
Water
Water
Water
(1) Geperst uit rijpe vlaszaden bv. lijnolie.
(2) Een stroperige vloeistof die uit een Noord-Afrikaanse boom (Acacia Arabica) vloeit wanneer de bast beschadigd wordt.
(3) Zetmeeloplossing die verhit wordt zodat het polymeer ook in koud water oplost.
Speciale verfsoorten
Glacisverven zijn verdunde olieverven met een beetje pigment of kleurstof, zodat de verf transparant blijft. Ze worden vaak toegepast in de glacistechniek waarbij de transparante glacisverf boven op een dekkende verf of vergulding wordt aangebracht. De glacis geeft een andere kleur aan de vergulding, waardoor bijvoorbeeld het glacisbladzilver op bladgoud zal gaan lijken. Glacisverven worden ook aangebracht op dekkende verven om de kleur een diepere, meer levendige uitstraling te doen krijgen.
Pigmenten: overzicht en gebruik in de geschiedenis
Stefaan De Vlieger stelde voor u een handig overzicht samen van pigmenten zoals ze gebruikt werden in de geschiedenis. U vindt het hier.
Decoratietechnieken
Beelden worden, behalve verguld en geschilderd, ook gedecoreerd; met technieken die het beeld een extra dimensie kunnen geven. Door deze decoraties kunnen kledingstukken bijvoorbeeld meer op echt textiel lijken, waardoor de polychromie en de uitstraling van het beeld rijker worden.
Sgrafittotechniek (= afhaaltechniek)
Motieven geschilderd met de vrije hand
Pointillering in het verguldsel/ponstechniek
Opgelegde reliëfapplicatie
Het geperst brokaat (wasbrokaat)
Edelsteenversiering en andere toevoegingen
Afwerklaag
Soms wordt een polychromie afgewerkt met een afwerklaag die het geheel beschermt of opluistert. Vernissen op basis van harsen (zoals copal, mastiek of lijnolie) maken de kleuren dieper en glanzender. Vaak zijn dergelijke afwerklagen latere toevoegingen.
Dit hoofdstuk werd geschreven door Stefaan De Vlieger (2016) en geüpdatet door Thaïs Heijerick (2019) voor Depotwijzer.be.