Materialen en technieken van metalen voorwerpen

Smederij in Haarlem. Noord-Hollands Archief / Fotoburo de Boer via Wikimedia commons, CC0 1.0

Wilt u weten hoe u metalen het best verzorgt? Dan is het in de eerste plaats belangrijk dat u weet hoe ze zijn vervaardigd en uit welke materialen ze bestaan.

Wat zijn metalen?

Meer dan tachtig elementen in het periodiek systeem zijn metalen. Let vooral op de manier waarop ze worden verdeeld: die indeling zal ons later nog van pas komen om het proces van corrosievorming te begrijpen.

Periodiek systeem
  • Onedele metalen: metalen die niet zuiver in de aarde voorkomen, maar via chemische reacties uit metaalertsen worden gehaald (metalen gebonden met ertsen).
  • Edele metalen: metalen die weinig invloed ondervinden van de omgeving en puur in de bodem aanwezig zijn, zoals goud en platina.

Typische eigenschappen van metaal

Vereenvoudigd metaalrooster en -binding

Metalen bestaan uit positieve metaalionen (metaalrooster) en negatieve vrije elektronen (metaalbinding). De metaalbinding verschilt van metaal tot metaal en is afhankelijk van de lading en de grootte van de metaalionen.

.

Microniveau

Vrije elektronen
Metaalbinding is erg sterk
Elektronen hebben geen vaste binding met een bepaald metaalion 

Macroniveau

Goede stroom- en warmtegeleiding
Hoog smelt- en kookpunt
Goede vervormbaarheid

Legeringen

  • Er zijn veel metalen, elk met hun eigen uiterlijk en kenmerken. Metalen gebruiken we soms in zuivere vorm, maar vaak bestaan ze uit een combinatie van metalen, ook legeringen genoemd. 
  • Door het legeren veranderen de eigenschappen van metalen: het smeltpunt verlaagd, ze krijgen een andere hardheid, buigzaamheid, slijtvastheid ... Kostbaarheid en zeldzaamheid zijn belangrijke redenen om te legeren. 
  • Metaallegeringen worden gekozen naargelang van de toepassing: een juweel heeft andere eigenschappen dan een deurklink en bestaat dan ook uit andere materialen.
Achtkantige theebus van zilver, BK-15763. Rijksmuseum via Wikimedia commons, CC0 1.0

Zilverlegeringen

  • Fijn of zuiver zilver: 999,9/000
  • Om te emailleren: 950/000
  • Eerste gehalte, eerste keur of sterling zilver: 925/000
  • Tweede gehalte, tweede keur: 835/000
  • Eutectisch gehalte: 720/000
Kandelaar, BK-KOG-999-A. Rijksmuseum via Wikimedia commons, CC0 1.0

Koperlegeringen

  • Brons: koper + tin, koper + lood, koper + tin + lood of koper + tin + zink
  • Messing: koper + zink (meer dan 15%)
  • Tombak: koper + zink (minder dan 15%)
  • Alpacca of witkoper: koper + zink + nikkel
  • 'Natuurlijke legeringen' zoals arseen + koper
Dierengroep van tinnen figuren ezel, objectnr 81880-E, Museum Rotterdam. William Britains Ltd via Wikimedia Commons, CC BY-SA 3.0

Tinlegeringen

  • Fijn tin (1e kwaliteit): meer dan 90%, met lood
  • Onfijn tin, keurtin of pottin (2de kwaliteit), 70%-90%
  • Derde kwaliteit: minder dan 70% tin, rest lood voor bv. speelgoed e.d. (tot 50/50)
  • Triviale namen voor tinlegering: zilvertin, edeltin, reliëftin, roostin, engeltjestin ...
  • Andere tinlegeringen kunnen met antimoon, koper, bismuth en fosfor
Interieur orgelmakerij Reil te Heerde, Utrecht. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed via Wikimedia Commons, CC BY-SA 4.0

Loodlegeringen

  • Vaak gelegeerd met tin, bv. orgelpijpen
  • Gelegeerd met kleine hoeveelheden andere metalen zoals bismuth, antimoon, zink, koper en titanium
  • Triviale namen zijn: lettermetaal, zetterslood, theelood of telluurlood
  • Zuiver vaak gebruikt voor het vastzetten van ijzeren doken in steen
Zilvergrijs strijkijzer, objectnr 60683. Museum Rotterdam via Wikimedia Commons, CC BY-SA 3.0

IJzerlegeringen

  • Met koolstof = staal (0,3 - 1,7% koolstof) en gietijzer (2,5% - 7% koolstof)
  • Met chroom en nikkel = roestvrij staal (RVS)
  • Met vanadium = voor gereedschap

Historiek

Benamingen als de 'Bronstijd' of de 'IJzertijd' geven het al een beetje weg: het gebruik van metalen heeft in de loop der eeuwen een grondige evolutie doorgemaakt. Welk metaal werd vanaf wanneer gebruikt? Een overzicht:

  • Oudheid: ijzer, goud, zilver, koper, lood, tin, kwik
  • Middeleeuwen: zink, platina, antimoon, bismut, cadmium, nikkel, chroom
  • 19e eeuw: aluminium, titanium, magnesium, kobalt, wolfraam, vanadium, molybdeen

Technieken

Metaal kunt u verhitten boven zijn smeltpunt en in de gewenste vorm gieten. Daarnaast kan metaal ook koud worden samengesteld uit vlakke platen en koud bewerkt.

Vloeibaar-vormende technieken 

Smelten van metaal. Impressionmanufacturer via Wikimedia commons, CC BY-SA 4.0
  • Een metaalsmelt wordt in een vorm gegoten.
  • Metaal smelten gebeurt met behulp van een kroes en boraxpoeder. Elk metaal heeft een ander smeltpunt. Bv. aluminium 760°C, zilver 960°C, brons 1.065°C, platina 1.650°C.
  • Bij het toevoegen van een ander metaal (een legering) wordt het smeltpunt verlaagd.
  • De drie grootste groepen bij gieten zijn de verlorenwastechniek, het zandgieten en de stuc-moule.

Verlorenwastechniek
Deze techniek wordt vooral toegepast bij edele metalen en laat toe om zeer fijn te werken. Vanwege de krimp is het nagegoten stuk steeds kleiner dan het origineel. Men maakt een model op basis van een mal uit plaaster. Bij het verhitten smelt de was uit de mal en wordt vervangen door gesmolten metaal.

Verlorenwastechniek, Metropolitan Museum. © Julie Lambrechts
Verlorenwastechniek, Metropolitan Museum. © Julie Lambrechts

Zandgieten
Samengesteld uit zand en klei. Vanwege de nooit constante kwaliteit werden er synthetische soorten ontwikkeld. Hierbij wordt een vorm afgedrukt in het speciale gietzand dat zich in ‘flessen’ bevindt. Het model wordt eruit genomen en het gesmolten metaal komt in de plaats.

Oliezandgieten. © Julie Lambrechts
Oliezandgieten. © Julie Lambrechts
Oliezandgieten. © Julie Lambrechts
Oliezandgieten. © Julie Lambrechts

Hoe herkent u het verschil tussen zandgieten en de verlorenwastechniek?

 

Metaalspanningen

Nauwkeurigheid

Gietsporen

Oppervlakte

Bruikbare metalen

Metaalstructuur

Zandgieten

onregelmatig-veel

matig

naad van helften

korrelig

alle + ijzer/staal

grotere kans op poreusheid/gietgallen

Verlorenwastechniek

geen

zeer goed

geen naad

glad/zoals model

meeste - geen ijzer/staal

minder kans op poreusheid/gietgallen

Stuc-moule (stukmallen)
Dit is een typische bronsgieterstechniek die wordt gebruikt voor grote modellen die blijvend kunnen dienen. Een combinatie met was wordt ook toegepast maar dit is dan weliswaar eenmalig. Denk aan bronzen beelden en bustes.

Klokkengieten
Uit hout wordt een sjabloon gemaakt: het profiel van de klok, met zowel de binnen- als de buitenzijde. Hierna wordt met steen, leem en was een mal gevormd waarin de klok wordt gegoten. De mal wordt in een gietkuil geplaatst, die wordt aangestampt met aarde. Daarna wordt het klokkenbrons in de mal gegoten.

Onderaan links ziet u een voorbeeld van een opgebouwd model van een klok. Rechts ziet u de gegoten klok in metaal.

Model klok, klokkengieterij Eijsbouts. Marc Vew via Wikimedia commons, CC BY-SA 4.0
Klok gegoten in metaal,Vredesbeiaard in Aarschot. Marc Vew via Wikimedia commons, CC BY-SA 4.0

Plastische bewerkingen (niet-verspanend)

Walsen
Bewerking waarbij uit blokken of staven het metaal tot plaat gemaakt wordt.

Richten
Na het walsen is de metaalplaat, draad of band meestal niet voldoende recht om verdere bewerkingen uit te voeren. Daarom wordt die eerst heen-en-weer gebogen over de vloeigrens d.m.v. een serie rollen of walsen.

Draadtrekken

Gereedschap van loodgieter duvelijzer, objectnr 2051. Amsterdam Museum via Wikimedia Commons, CC0 1.0

Draad gemaakt met behulp van trekijzers met trekgangen. Per trekgang wordt de draad iets dunner en langer. Door gebruik te maken van gaten in verschillende vormen kan er ronde, maar ook vierkante of halfronde draad worden getrokken. In dit filmpje verneemt u meer over deze techniek.

Plooien
Het metaal wordt aan de buitenzijde gerokken en aan de binnenzijde ingedrukt waarbij de kern onveranderd blijft. Het plooien van buizen is hier een uitzondering aangezien er geen kern is. Er wordt dan gewerkt met een vulmiddel, bv. lood. Metaal kan geplooid worden met behulp van een plooibank. Een exemplaar kunt u zien in het Museum Vleeshuis in Antwerpen.

Repousseerwerk
Deze techniek wordt gebruikt voor de bewerking van ronde vormen. Op een soort draaibank wordt een plaat metaal over een klos gevormd door middel van repousseerijzers. 

Ciseleren

Klamp van een boekslot met voorstelling van de presentatie van Jezus in de tempel, BK-14892-C. Rijksmuseum via Wikimedia Commons, CC0 1.0

Deze techniek kan onderverdeeld worden in twee groepen:

  • uit een plaat vormen;
  • 'op'ciseleren van geut (door middel van ponsen en een hamer wordt het metaal plaatselijk vervormd).

Meer uitleg over ciseleren vindt u in dit filmpje van ETWIE.

Stampwerk
Het vormen van dunne stukken plaatmetaal tot een ornament of tot een juweel, bv. versierde holle cachetringen of broches. Vooral populair vanaf de jaren '20 tot '60.

Smeden
Het drijven van metaal met behulp van hamers op tassen en zadels.

Verspanen en verdelen

Materiaal wordt weggenomen en de structuur van het stuk verandert niet. Voorbeelden: vijlen, zagen, boren, frezen, knippen, kappen, snijden en draaiwerk.

Slijpen en polijsten

Enkele voorbeelden: slijpen, schuren, kretsen, matteren, satineren en polijsten. Deze technieken zijn vaak moeilijk af te bakenen t.o.v. elkaar en overlappen elkaar in effect. De onderverdeling wordt gemaakt omdat ze vaak een specifiek gebruik of soort schuurmiddel/drager kennen. 

Elektroformering

  • De afzetting van een metaal op een metalen of op een natuurlijke of kunstmatige manier verkregen geleidend oppervlak, door middel van een elektro-chemisch proces.
  • In de middeleeuwen wisten de alchemisten al hoe ze ijzeren voorwerpen een koperoppervlak konden geven door onderdompeling in kopersulfaat. De basis van het elektroformeren wordt gelegd in de eerste helft van de 19e eeuw. Daarna werd deze techniek verder ontwikkeld en kon er ook met goud en zilver worden gewerkt. Denk ook aan het galvaniseren van metalen.
  • Met deze techniek kan een exacte replica worden gemaakt vanaf elk model. Eerst wordt een afmoulering gemaakt uit siliconenrubber. Daarna wordt het oppervlak elektrisch geleidend gemaakt en wordt de moule aan een kathode opgehangen in een zure oplossing van kopersulfaat, terwijl de anode uit zuiver koper bestaat. Wanneer de anode en kathode verbonden worden met een gelijkstroombron zal koper zich afzetten op het oppervlak van de moule. 

Koude verbindingstechnieken

Bv. zetten, intarsia (zie verder: 'Versieringstechnieken'), klissen en klinken. 

Warme verbindingstechnieken

Bv. lassen, solderen, granulé (zie verder: 'Versieringstechnieken').

Solderen
Verbinden van twee metaaldelen met zacht- of hardsoldeer.

  • Zacht solderen: tin-, zink- en loodsolduur. Deze techniek heeft als nadeel dat bij heropwarming het soldeersel telkens in het metaal vreet. Kan beter worden vergeleken als warm verlijmen.
  • Hard solderen: gebeurt met platina, goud en zilver waarbij een legering optreedt tussen de solduur en het metaal.

Lassen
Het verbinden van twee stukken door toevoeging van hetzelfde materiaal.

Versieringstechnieken

Email

Lichtblauw geëmailleerd miniatuur stofblik met steel met ophanggaatje, objectnr 33149-H. Museum Rotterdam via Wikimedia Commons, CC BY-SA 3.0

Is het smelten van glasemail op een metalen ondergrond of in metaal gevat. De meest gekende vormen van emailleren zijn champlevé, cloisonné en enfoncé. 

Niëllo (of Tula, vooral in Nederland)

Boot Matchsafe, late 19th century (CH 18534069). Gift of Stephen W. Brener and Carol B. Brener. Cooper Hewitt, Smithsonian Design Museum via Wikimedia Commons, publiek domein
  • Niëllo is een laagsmeltende metaallegering (440°C-560°C) die bestaat uit zilver, koper en lood en wordt aangemaakt met zwavel, wat de zwarte kleur geeft.
  • De techniek kan toegepast worden op goud, zilver, brons en staal. Zilver komt het vaakst voor. Het wordt aangebracht in groeven of ingediepte vlakken zoals bij metaalinlegwerk of emailwerk. Hierna wordt het gepolijst en gelijkgemaakt met het zilveroppervlak. Het resultaat is een grijszwarte tekening die contrasteert met het glanzende witte zilver.
  • Niëllo is niet slijtvast en vaak brokkelig. Bij zwaar bevuilde zilveren voorwerpen is het soms moeilijk te herkennen. Het gevaar bestaat dat u het gewoon wegpoetst. Vraag dus steeds raad aan een metaalrestaurator wanneer u vermoedt dat deze techniek is toegepast.

Etsen

Rugplaat van een harnas, NG-KOG-770-4. Rijksmuseum via Wikimedia Commons, CC0 1.0
  • Technische bewerking waarbij door de inwerking van bijtende vloeistoffen of de damp ervan het oppervlak van een materiaal wordt veranderd. Bij metaal wordt er tot een bepaalde diepte materiaal weggevreten, denk bv. aan de gravure.
  • Etsen ontstond tussen 1450 en 1500. Lang daarvoor al pasten wapensmeden het als hulpmiddel toe in hun ambacht. Door de hardheid van de klingen, lemmeten en platen konden zwaarden en sabels, messen en harnassen zeer moeilijk gegraveerd worden. Op het metaal werd daarom een waslaag aangebracht waarin een decoratief motief was uitgetekend. Daarna werd er een zuur over gegoten. 
  • De etstechniek bleef lange tijd in zwang als goedkope vervanger van het manueel graveren. Toch heeft etsen een heel ander karakter dan een manuele gravure. De techniek wordt als minderwaardig beschouwd.

Kleuren

Chemisch kleuren (beitsen, patineren)

Bronze à patine brune, L'Age d'Airain, August Rodin (1875-1876). Bemberg Fondation Toulouse. Foto genomen door Didier Descouens. Wikimedia commons, CC BY-SA 4.0
  • Met chemische producten (meestal in oxiden of in sulfiden) kleuren of 'beitsen' van metalen. Door het uitlokken van een chemische reactie verandert het metaaloppervlak van kleur.
  • Vooral het patineren van bronzen is een zeer complex en uitgebreid proces. Iedere beeldhouwer had zo z'n eigen geheime recept. Patineren was specialistenwerk: in Parijs kende men lange tijd de zogenaamde 'patineurs' of mensen die de bronzen uit de gieterij hun gewenste patine meegaven.  
  • Nog een gekend voorbeeld is het bruineren of blauwen van wapens. Door deze techniek verhoogt de corrosieweerstand van het object. Soms wordt het ook 'passiveren' genoemd.

Galvanisch kleuren

Slot, BK-NM-8722. Rijksmuseum via Wikimedia commons, CC0 1.0
  • Het kleuren van het metaaloppervlak door middel van galvanische baden (oplossingen) en elektrische stroom. Meestal wordt een metaal met een ander meer edeler metaal bedekt.
  • Het te galvaniseren voorwerp wordt als kathode in een bad gehangen dat gevuld is met een oplossing van een zoute van het metaal dat men wil neerslaan. De anode bestaat meestal geheel uit metaal. Behalve zuivere metalen (bv. verzinken, verkoperen, vernikkelen, verchromen, verzilveren, vergulden, enz.) kan men bij een speciale techniek ook een legering neerslaan, zoals messing en brons.

Thermisch kleuren

Thermisch verzinkt. TMg via Wikimedia commons, publiek domein
  • Hier kennen we vooral het verzinken, vertinnen en verloden. (Deze kunnen ook galvanisch zijn aangebracht.) Denk bv. aan verzinkte dakgoten.
  • Een metalen object wordt neergelaten in een bad met een gesmolten metalen zoals tin, zink of lood.
  • Vertinnen heeft als voordeel dat het object beter bestand wordt tegen corrosie. Bij een beschadiging zal eerst de zinklaag worden aangetast, en pas daarna het onderliggende metaal.

Vergulden

Verguld zilveren monstrans, objectnr 80087-A. Museum Rotterdam via Wikimedia Commons, CC BY-SA 3.0
  • Bladgoud: op een ondergrond van bolus (voor hout bv.), of met een 'mixtion' aangebracht. Ook organische lijmen, een 'lijm'laag van kwik of mechanische hechting zijn mogelijk.
  • Plaque of pleet: een plaatje goud wordt rond een andere kern getrokken of gewalst. Vrij stevig (afhankelijk van de dikte).
  • Kwikvergulding of vuurvergulding: door goudamalgaam aangebracht, en na verdamping van de kwik blijft het zuivere goud achter op het oppervlak.
  • Galvanisch vergulden: langs elektrolytische weg slaat de oplossing in een bad goud neer op het werkstuk. Niet geschikt voor slijtende stukken.
  • Volledigheidshalve vermelden we dat er naast deze vier grote groepen nog vele varianten op deze methode bestaan. We laten ze hier buiten beschouwing.

Hoe een onderscheid maken tussen galvanische en vuurvergulding?

  • Bij vuurvergulding zijn enkel de zichtbare delen verguld. De binnenkant en achterkant worden meestal enkel in een galvanisch bad mee bedekt.
  • Bij vuurvergulding is de goudlaag mat. Enkel de hoogste plaatsen worden achteraf gebruneerd, waardoor er een afwisselend mat en glanzend effect ontstaat.
  • Met een goede vuurvergulding worden de kleine holtes door de pasta opgevuld, terwijl de galvanische vergulding soms niet tot in de dieptes reikt.
  • Op slijtageplaatsen kunt u het verloop van de deklaag op de ondergrond zien, eventueel met de tussenlaag. Bij een vuurvergulding ziet u een traploze overgang van goud naar de kleur van de ondergrond (al dan niet verkleurd door corrosie). Bij een galvanisch aangebrachte laag is deze vaak op een bepaalde plaats afgeschilferd, waardoor een trapje zichtbaar is waar het goud eindigt en de ondergrond bloot ligt.

Lakverf

Handnaaimachine van gietijzer, deels zwart gelakt, model op hoge ronde voet “SINGER”, objectnr 64364. Museum Rotterdam via Wikimedia Commons, CC BY-SA 3.0

Ter bescherming tegen corrosie werden metalen objecten met lakverf bedekt. Denk bv. aan gietijzeren hekwerk in de tuin of op begraafplaatsen, de verwarmingselementen in huis, enz.

Intarsia (metaalinleg)

Inlegwerk in zilver en goud, Nationaal Archeologisch Museum Athene. Paolo Villa via Wikimedia commons, CC BY-SA 4.0
  • Deze methode werd vooral in het Verre Oosten veelvuldig gebruikt.
  • De methode bestaat erin groeven in het metaal te ciseleren, te steken of te kappen en in die groeven een zachter metaal vast te zetten. Na het effenen van het oppervlak ziet men dan de verschillenden kleuren van de gebruikte metalen.

Filigraan

Fibulae, Merovingisch (Franken). Walters Art Museum via Wikimedia commons, publiek domein
  • De naam is afkomstig van het Italiaanse filigrana = filum (draad) + granum (korreltjes).
  • Deze techniek werd vooral toegepast in Mesopotamië, Egypte, Griekenland en Byzantium. In combinatie met email vooral in het antieke Griekenland, Hongarije en Rusland. Tot vandaag is het een veelgebruikte techniek in Noord-Afrikaanse landen en het Verre Oosten. 
  • Originele filigraan is meestal opgebouwd uit drie dunne draden die rond elkaar getorst worden en daarna platgewalst. Dit resulteert in een opeenvolging van fijne bolletjes aan de bovenkant van de rechtopstaande platte draad.
  • Imitaties: 'Mexicaanse' filigraan bestaat uit slechts één enkele draad waar met een draadsnij-ijzer schroefdraad in gesneden is, en vervolgens gewalst. 'Rouletje' bij ons is een wieltje waarin kleine holtes zitten. Bij het rijden met dit wieltje over de meskantdraad ontstaat er een ragfijn parelrandje dat enige gelijkenis heeft met de bovenzijde van filigraandraad.

Granulé

Etruskische oorbellen, goud met o.a. granulé. Metropolitan Museum of Art vai Wikimedia commons, CC0 1.0
  • Een groot aantal kleine perfect ronde bolletjes goud worden door een zeer specifiek procedé vastgezet op een gouden ondergrond. Befaamde meesters hierin waren de Etrusken. 
  • Het procede bestaat erin om door hitte een verbinding te laten ontstaan tussen de bolletjes en het oppervlak door toevoeging van een kopersulfaat, -acetaat, of -chloride en zo een zeer plaatselijke legering te laten ontstaan (=geen soldering). 
  • Dit heeft als gevolg dat de verbinding tussen het oppervlak en het bolletje bijzonder klein is en het verschil met solderen pas met behulp van een loep duidelijk wordt.

Lagenmetaal

Lemmet keukenmes, damaststaal. Kmtextor via Wikimedia commons, CC BY-SA 4.0
  • In tegenstelling tot inlegwerk gaat het hier om een door en door veelkleurige metaalsamenstelling.
  • Lagenmetaal bestaat erin verschillende lagen (2, 3, 4, ...) ferro- of non-ferrometalen samen te fusioneren en daarmee een plaat, staaf of draad te vormen waarin de verschillende kleuren van de elementen afzonderlijk in een bepaald patroon zichtbaar zijn.
  • Naast de zuivere decoratieve functie in non-ferrosamenstellingen wordt bij de zwaardbladen in damaststaal of in de Japanse composietlegering de hardste soort staal gebruikt voor de snee en het zachtere staal voor de kern van het lemmet.
  • Bij damaststaal zijn er twee soorten, namelijk de gesmede vorm en de gegoten vorm (Wootz). 

Bruinvernis (vernis brun)

KMKG Brussel, paneelreliekhouder H Kruis (Maaslands, ca 1220). Kleon3 via Wikimedia Commons, CC BY-SA 4.0
  • Deze techniek werd kort gebruikt tussen de 11e en de 13e eeuw.
  • Een plaat van koper of van een koperlegering met een hoog kopergehalte wordt bedekt met een dunne laag lijnolie. Nadat deze is gedroogd, wordt de olielaag ingebrand.
  • De kleur is diep roodbruin tot donkerbruin (afhankelijk van het aantal lagen dat werd aangebracht). 
  • De techniek werd meestal voor achterzijden of onderkanten van religieuze voorwerpen gebruikt en geldt als bijkomende versieringstechniek, bv. bij het graveren.

Afwerklagen

Was

  • Geschikt als vochtwerende beschermlaag voor voorwerpen die, omwille van de krasgevoeligheid van was, niet in gebruik zijn, bv. museumobjecten.
  • Moet zorgvuldig en gelijkmatig worden aangebracht; best hernemen na een jaar.
  • Gebruik enkel microkristallijne was, bv. Renaissance was.
  • Voordeel: gemakkelijk aan te brengen.
  • Nadeel: was trekt stof aan.

Vernis 

  • Beschermlaag tegen corrosie, minder geschikt voor voorwerpen in gebruik: als vernis plaatselijk wegslijt is er kans op 'versnelde' corrosie.
  • Vernis veroudert en vervanging is nodig, maar sommige vernissen (bv. schellak op een wetenschappelijk instrument) zijn waardevol door hun authenticiteit en moeten worden behouden.
  • Verwijder nooit zelf zomaar vernis, maar vraag raad aan een metaalrestaurator.
  • Er zijn vier groepen: schellakvernis, cellulosenitraatvernissen, acrylaten en polyurethanen. Paraloid bv. is een voorbeeld van een acrylaat.
Adviseur behoud en beheer
T
02 213 10 86