Groepsdynamica: hoe herken je de levensfases van een groep?

Een groep waar iedereen het eens is. Foto: Hannah Busing via Unsplash

Waar mensen samen leren en werken, ontstaat een groepsgevoel of een groepsproces. Dat is natuurlijk voor elke groep anders. En toch doorloopt elke groep een aantal grote fasen. Soms gaat het snel, soms blijft een groep in een bepaalde fase steken, en soms zet een groep een stap terug.

Als begeleider van groepen is het handig om die fasen te kennen en te herkennen. Zo kan je er ook op inspelen. Vandaar: een kort overzicht van het groepsfasenmodel van Tuckman.

Tuckmans fasen in een groepsproces

1. Forming: de groep komt tot stand

Forming fase

Een nieuwe groep mensen komt bij elkaar. Ze kennen elkaar niet en zijn daardoor wat onwennig. De deelnemers tasten voorzichtig af: is deze groep iets voor mij? Wat kan voor mij de meerwaarde zijn? En ook: hoe werkt deze groep? Wat zijn de spelregels?

Als leider komt het er in deze fase op aan om structuur en duidelijkheid te bieden. Ook moet je de drempel naar beneden halen zodat mensen met elkaar kunnen kennismaken. Daarvoor zijn werkvormen, rondjes van de tafel en werken in kleine groepjes handig. Je moet vooral duidelijk maken waarom het team is ontstaan en wat de verwachtingen zijn.

2. Storming: de verschillen vallen op

Storming

Als de eerste kennismaking achter de rug is en het helder is wat de leden van een groep delen, komen doorgaans de verschillen naar boven. Vaak is er wat discussie over wat nu juist de doelen zijn, hoe men die kan aanpakken en wat de inbreng van ieder kan zijn. Er kan ook een machtsstrijd ontstaan over wie nu eigenlijk de leiding heeft, of wiens stem doorslaggevend is.

Als begeleider is het belangrijk om te weten dat deze fase heel normaal is. Sterker nog: het is een voorwaarde om straks goed te kunnen samenwerken. Hoe lastig spanning ook kan zijn, de groep wordt er sterker door. In sommige stille groepen is het daarom de taak van de begeleider om de tegenstem expliciet uit te nodigen: hoe vroeger die een forum krijgt, hoe meer de groep er rekening mee kan houden.

De begeleider heeft in deze fase ook de opdracht om de groep te behoeden voor te sterke polarisering. Zoek dus altijd opnieuw naar bruggen tussen verschillende meningen en blijf focussen op het gezamenlijke doel. Heb dus aandacht voor verschillen, maar ondersteun ook de gedeelde focus.

3. Norming: afspreken hoe we te werk gaan

Norming

De storm gaat uiteindelijk liggen, en de deelnemers zijn klaar om concrete afspraken te maken over de aanpak. De taken kunnen verdeeld worden. Als ze die zelf bepalen is de kans ook veel groter dat ze gemaakte afspraken ook zullen naleven. Vaak is het nodig om samen expliciet stil te staan bij de afspraken voordat je kan verdergaan.

Als begeleider moet je vooral geduld hebben en wachten tot de groep zelf klaar is om deze afspraken te maken. Je geeft in de eerste fase dan wel de grote lijnen aan, maar toch is het ook belangrijk om de groep ruimte voor sturing te geven.

In deze fase moet je de groep vooral behoeden voor een te sterk eenheidsdenken. Het wij-gevoel kan in deze fase overheersen, waardoor andere stemmen in de verdrukking kunnen komen. Blijf alle groepsleden dus uitnodigen om hun zeg te doen. Het is nu niet meer de taak van de moderator om structuur te brengen, want die moet eigenlijk uit de groep komen. Je ondersteunt de groep bij het formuleren van afspraken. Zorg dus dat ze ergens genoteerd staan en help om de randvoorwaarden te vervullen.

4. Performing: de handen uit de mouwen

Stoomboot

Als de overeenkomsten en verschillen zijn verkend en er gedragen afspraken zijn gemaakt, kan de groep aan de slag. Vaak gaat het nu snel. De eerste drie fasen vragen immers de meeste tijd! Eens mensen enthousiast zijn en weten wat ze moeten doen, zijn ze op dreef.

Als begeleider ben je er om de groep te ondersteunen. Maar nog belangrijker is het om de groep te blijven inspireren en uit te dagen, zodat de groep in beweging blijft. Heb oog voor de talenten van alle deelnemers en bekijk waar je hen kan uitdagen om verder te kijken dan dat wat ze meteen zien.

5. En dan: speuren naar groei, terugval, ontbinding?

Bril

Sommige groepen kunnen na een tijdje zelfstandig verder. De begeleider komt steeds meer op de achtergrond te staan. Andere groepen vallen terug naar een van de vorige fases. Er kan immers altijd een conflict ontstaan waardoor er zaken op scherp gesteld worden. Of er komen heel veel nieuwe mensen bij, waardoor de groep ineens weer net zo onwennig is als in het begin. En er zijn groepen die na een tijdje klaar zijn met hun taak (of er de brui aan geven).

Als begeleider is het je taak om te blijven observeren waar de groep staat en wat er nodig is. Je kan de groep bijvoorbeeld uitnodigen tot een zelfevaluatie en samen bespreken wat er nog nodig is. Heb aandacht voor de introductie van nieuwe leden. Zorg er ook voor dat een groep die stopt ook een formeel eindpunt krijgt: een laatste vergadering waarin men viert wat er is bereikt, bijvoorbeeld.

Meer over dit thema op de Erfgoedwijzer