Welke soort participatie kiest u?

Mensen praten in kleine groepjes © FARO

Op een mooie lenteavond kwamen buurtbewoners samen om de nieuwe plannen voor de nabijgelegen museumtuin te bespreken. De avond was aangekondigd als een participatieve bijeenkomst en alle aanwezigen hadden heel wat ideeën meegebracht. Wat bleek echter, naarmate de avond vorderde? Er waren interessante lezingen over de historische ontwikkeling van de tuin en de visie van de architect, maar voor inspraak was er eigenlijk geen plaats. De aanwezigen konden enkel wat vragen stellen. "Is dat nu een participatieve sessie", mopperde een buurman, "mij zien ze hier niet meer ..." 

Fiche

Participatietype

De ene participatie is de andere niet. Het is niet omdat u veel mensen samenbrengt voor bijvoorbeeld een lezing of informatiemoment dat ze ook participeren in de echte zin van het woord, laat staan dat ze kunnen wegen op de besluitvorming. Op deze fiche vindt u alvast basisvragen om na te denken over het soort participatie dat u beoogt.

Participatie, cocreatie, crowdsourcing en burgerwetenschap: één pot nat? In geen geval. Deze pagina legt uit wat deze begrippen betekenen en laat u gericht nadenken over welke soort participatie u wil inzetten. Hoe ver wil u daarin gaan? Hoeveel ruimte en impact krijgen de deelnemers? Hoeveel controle behoudt u zelf? En waar legt u precies de grens? 

Communiceer nadien helder over die keuze. Zorg dat de deelnemers weten hoeveel speelruimte er is. Door helder te zijn over de reikwijdte van de inspraak, ook in de benaming van uw project of bijeenkomst, kunt u heel wat teleurstellingen voorkomen. Moest de sessie over de museumtuin zijn aangekondigd als een info-avond, dan waren de deelnemers wellicht tevreden naar huis gegaan.

FARO’s participatieladder

Een eerste handig hulpmiddel om te bepalen hoe ver u wil gaan is de participatieladder van FARO. Hier vindt u vijf trappen van participatie:

Faro's participatieladder
  • Laten doen, denken, beslissen
  • Samen doen, denken, beslissen
  • Advies vragen
  • Inbreng vragen
  • Informatie delen

In het document vindt u per stap een korte omschrijving en een aantal werkvormen. Bovendien vindt u ook uitleg over de rol die u in zo’n traject speelt. Waar u bij de onderste trap alle controle heeft, laat u die geleidelijk aan los. Bij 'laten doen, denken en beslissen' staat u als begeleider aan de zijlijn en ligt het initiatief bij de mensen zelf.

De casus van de museumtuin bevindt zich op de eerste trede: informatie delen. Van de deelnemers wordt verder geen inbreng verwacht en de vraag is dan ook of dit nog wel participatie genoemd mag worden.

De vier soorten participatie van Nina Simon

Hoeveel controle wil u behouden? En waar ligt het zwaartepunt van de participatie: bij de deelnemers of bij de organisatie? Het model van Nina Simon helpt u om daarin heldere keuzes te maken. Welk van deze vier types participatie past het best bij uw project?

  • Bijdrage: deelnemers voegen informatie toe en doen dat in een duidelijk afgebakend kader. U vraagt dan weinig tijd van hen en bent vrij in wat u met de 'oogst' doet.
  • Samenwerking: u werkt samen met de erfgoedparticipanten aan een project. De organisatie heeft de doelen bepaald en neemt de leiding op zich. De deelnemers voeren bepaalde goed afgebakende taken uit.
  • Cocreatie: u gaat met (mogelijke) deelnemers in gesprek over een project. Samen bekijken jullie wat de doelen en resultaten kunnen zijn en wie welke taken op zich kan nemen. In deze vorm staat er nog veel open en zijn organisatie en deelnemers evenwaardige partners.
  • Hosting: u stelt ruimte (en andere middelen) ter beschikking aan anderen die daarmee hun eigen doelen kunnen verwezenlijken. Als het nodig is geeft u advies en ondersteuning, maar dat gebeurt enkel op vraag van de mensen, en niet uit eigen initiatief.

U kunt het boek The participatory Museum hier online lezen. Meer informatie en praktische tips vindt u in de samenvatting die FARO maakte van Simon’s werk.

Drie modellen voor participatie in archieven: Alexandra Eveleigh

Alexandra Eveleigh is Collections Information Manager bij Wellcome Collection in Londen, en deed onderzoek naar participatieve archiefprojecten. Zij onderscheidt drie modellen waarin participatieve archieftrajecten vorm krijgen:

  • Het HUB model: in dit model staan het archief en de archivaris centraal. Een bredere groep mensen werkt mee om bestanden te transcriberen of te taggen, en staat onder sterke controle van het archief. De macht en de intellectuele controle ligt hier bij de archiefinstelling, waardoor dit soort projecten vooral bestaande informatie omzetten en niet zozeer nieuwe perspectieven aanboren.
  • Meer proces, minder product: hier ligt de focus op mensen. Het archief ondersteunt hen om zelf onderzoek op te zetten en hun eigen verhalen te delen. Dit vergt professionele nederigheid, want het gaat om nieuwe informatie, nieuwe verhalen en perspectieven die de archivaris niet heeft. Open en respectvol samenwerken en empoweren zijn hier de kernwoorden.
  • Participatieve partnerschappen: hier gaat het om een voortdurend gesprek, een creatieve dialoog los van een concrete transcriptie of een ander project. Partners willen elkaar inspireren en verder denken dan de gangbare praktijken. Archieven vormen een bron om na te denken over de toekomst. In dit soort processen laat de archivaris dus de eigen beroepspraktijk meer los om vanuit een andere hoek naar archieven en de toekomst te kijken.

Alexandra Eveleigh legt deze drie types helder uit in een webinar dat u via deze link kunt herbekijken.

Grassroots en burgerinitiatieven

Naast participatie in en met erfgoedorganisaties, is er ook samenwerking mogelijk met burgerinitiatieven. In het kader van archieven zijn er bijvoorbeeld de community archives waarbij een gemeenschap zelf het archief beheert, buiten een traditionele instelling. Een voorbeeld daarvan is het Nederlandse project Verloren banden. Maar ook andere vormen van grassroots engagement kunnen interessant zijn voor erfgoedwerkers.

Burgerinitiatieven worden gekenmerkt door zelforganisatie, waarbij burgers spontaan in actie komen. Bijvoorbeeld om het sluipverkeer in hun wijk tegen te gaan, of om een klimaatbewustzijn te bevorderen. Om hun doelen te kunnen realiseren zoeken zij partners, bv. in de cultureel-erfgoedsector.

Participatie gaat in dat geval dus niet meer om macht delen of anderen laten meedoen, maar om actief aansluiten bij een beweging die elders is gestart, en die eigen, specifieke doelen heeft. Het gaat dus niet alleen om aansluiting zoeken bij erfgoedgemeenschappen die (immaterieel) erfgoed levend houden of bij vriendenkringen van musea, archieven of erfgoedbibliotheken maar ook over een denkoefening. Hoe kan onze organisatie een steentje bijdragen om de doelen van anderen te realiseren? Hoe kunnen wij, met onze kennis en kunde dit actiecomité, deze milieuactiegroep of dit buurtoverleg ondersteunen en op weg helpen?

Socius deed onderzoek naar burgerinitiatieven in Vlaanderen. Lees hun rapport voor praktische tips over hoe u op burgerinitiatieven kunt inzetten: veldverkenning burgerinitiatieven.

Tot slot: schijnparticipatie?

In het voorbeeld van de museumtuin nam een van de deelnemers het woord schijnparticipatie in de mond. Want ja, als je alleen maar mag komen luisteren, ben je dan niet gewoon publiek?

Schijnparticipatie wil inderdaad zeggen dat u iets participatie noemt, maar eigenlijk niet wil luisteren naar de mening van de deelnemers. Ontdek in dit korte filmpje meer valkuilen die tot schijnparticipatie kunnen leiden: