Moeten musea bang zijn van lege vitrines?
FARO-collega Katrijn D'hamers dook in de FARO-bibliotheek en las het boek Het lege-vitrinesyndroom. Daarin onderzoekt Jos van Beurden lastige vragen over koloniale collecties. Een bespreking!
Hoe schudden we het lege-vitrinesyndroom van ons af? De angst dat erfgoedorganisaties alles moeten teruggeven wat in onrechtvaardige omstandigheden werd verzameld en er niets zal overblijven in de musea zelf, kunnen we maar moeilijk achter ons laten. Verandering komt slechts geleidelijk en heel traag op gang, zo beschrijft Jos van Beurden in zijn nieuwe boek Het lege-vitrinesyndroom. Verschillende Europese landen en erfgoedorganisaties ontwikkelen dan wel een beleid, terwijl andere erfgoedorganisaties, privéverzamelaars en handelaren blijven dwarsliggen.
Herkomstonderzoek
Van Beurden pleit voor een radicale verandering bij erfgoedorganisaties en bij het dekoloniseren van herkomstonderzoek. Dit thema behandelt Van Beurden in hoofdstuk 6. Maar herkomstonderzoek van erfgoed uit koloniale gebieden was lange tijd geconcentreerd op het leven na aankomst in Europa. Over de makers en eerste gebruikers was weinig bekend. Op het einde van de 20e eeuw kreeg dit onderzoek echter een nieuwe impuls door de toegenomen aandacht voor naziroofkunst. Herkomstonderzoek ‘nieuwe stijl’ moet volgens Van Beurden aandacht hebben voor het leven van voorwerpen van hun begin tot vandaag. Dat is best moeilijk, want in tegenstelling tot de enorme hoeveelheden voorwerpen, voorouderlijke resten en archieven uit koloniale gebieden zijn er maar weinig bronnen beschikbaar. Hoe moet het onderzoek dan verlopen? Hoe worden de ex-kolonies betrokken?
Van Beurden breekt een lans voor dekolonisatie van herkomstonderzoek. Hoe is de macht in herkomstonderzoeksprogramma’s verdeeld, vraagt hij zich af. Wie bepaalt of en welke collecties moeten worden onderzocht? Wat moet er dan worden onderzocht, wat zijn de vragen, wie moet ze beantwoorden, en waar moet het onderzoek gebeuren? Wie betaalt ervoor? Vanaf p. 74 van zijn boek doet Van Beurden enkele suggesties voor een meer gelijkwaardig herkomstonderzoek. Onder andere het belang van mondelinge overleveringen kan meer gewaardeerd worden. Op p. 76 volgt een helder antwoord over welke rollen de herkomstlanden dan hebben en welke rollen musea kunnen innemen.
Particulieren en handelaren
Er zijn ontelbaar veel collecties meegenomen, schrijft Van Beurden in hoofdstuk 6, maar we weten niet precies hoeveel. Niet alles werd in duistere omstandigheden meegenomen. Alleszins moeten in deze verzamelingen ook veel waardevolle stukken huizen. Maar slechts een beperkt aantal van de collecties is ook effectief werkelijk zichtbaar, via bijvoorbeeld bruiklenen. Musea gaan verder in de controle van de herkomst van stukken. Voor de handel ligt dit vaak anders: de herkomst wordt nagekeken op databanken van gestolen handel. Indien de stukken er niet vermeld staan, is handel mogelijk.
Aan wie teruggeven?
In hoofdstuk 7 behandelt Van Beurden de complexe vraag aan wie dan moet worden teruggeven. Wat is de status van de nationale musea, wie zijn de regionale of lokale rechthebbenden? Hebben zij ook een stem? Waarom wordt meestal enkel onderhandeld tussen regeringen en niet met de nakomelingen en minderheden uit de ex-kolonies terwijl zij wel de oorspronkelijke bezitters waren?
Het antwoord is gelaagd en kent vele dilemma’s. De Restitutiewet die in 2022 in België werd gestemd bijvoorbeeld klinkt op papier goed. Voorwerpen waarvan bewezen is dat ze zijn geroofd, moeten eigendom worden van het herkomstland. Tegelijk is een van de tekortkomingen dat de wet enkel onderhandelingen toelaat met de regeringen van de herkomstlanden en niet met de herkomstgemeenschappen.
Zie ook:
- Publicatie Ongemakkelijk erfgoed zwengelt debat over teruggave aan
- Studiedag Herkomstonderzoek in een koloniale context, op 27 mei
- Museumtalk in het AfricaMuseum over Het lege-vitrinesyndroom op 27 maart
Jos van Beurden, Het lege-vitrinesyndroom. Lastige vragen over koloniale collecties. Walburg Pers, ISBN 9789464562224
Foto: DESH via Pixabay