Emoties in de museumpraktijk van Musée de l’Homme

Galerie de l'Homme © Musée de l'Homme

Hoe gaat Musée de l’Homme in Parijs in zijn publiekswerking aan de slag met emoties en sensoriële beleving? En hoe werkt het aan inclusie? Tijdens een werkbezoek aan Parijs legde FARO-directeur Olga Van Oost deze vragen voor aan Emilia Riquet, verantwoordelijke publiekswerking van het museum. Emoties in de museumpraktijk: hier zit muziek in. 

Musée de l’Homme als agora

Emilia Riquet. Foto: Musée de l'Homme

Musée de l’Homme in Parijs werkt rond drie centrale vragen: Qui sommes-nous (Wie zijn wij, als mens?), D’où venons-nous? (Waar komen we vandaan?) en Où allons-nous? (Waar gaan we heen?). Heldere en eenvoudige vragen die het museum toelaten om “de geschiedenis van de mensheid bloot te leggen, en wel op verschillende momenten in die geschiedenis. Van zijn ontstaan tot vandaag én zelfs tot in de toekomst. In de publiekswerking lichten we er steeds een stukje uit, en daar werken we dan op verder,” zo vertelt Emilia Riquet. 

Het museum heropende in 2015 de deuren na een renovatie en de uitwerking van een nieuwe scenografie. Er werd daarbij expliciet gekozen voor het museum als ‘agora’, een plek voor ontmoeting, debat en reflectie dus. Via de ‘grote’ filosofische vragen (en dus met een onderzoekende, vragende blik) wil het museum de bezoekers naar de geschiedenis en de toekomst van ‘de mens’ laten kijken. Opvallend zijn de toenemende aandacht voor emoties én de sterke werking voor scholen en kansengroepen. Inclusie zit in het DNA van het museum zoals u meteen zal merken. 

Van podcast tot museumpraktijk

Sinds enkele jaren exploreert Emilia met haar collega’s de rol van emoties in de publiekswerking. Verdriet, woede, blijheid, angst, etc.: wat betekenen ze en waarom voelen we ons soms zus of zo? Dit zijn de vragen die kinderen en hun families voorgeschoteld krijgen. Ze kunnen daarbij gebruikmaken van het boekje zoals hieronder afgebeeld. Op die manier ontdekken de kinderen en hun gezelschap op een hele laagdrempelige manier het museum én worden ze aangemoedigd om na te denken over emoties en menselijk gedrag. 

Boekje emoties voor kinderen

Emilia benadrukt dat het belangrijk is om te werken aan een totale museumbeleving. Een bezoek is er om inzichten te geven maar is er evengoed als ontspanning en verstrooiing: “Dat hebben we heel sterk gemerkt tijdens de coronaperiode. Toen konden we de tijd nemen om over onze praktijk na te denken. OCIM, het Centre National d’Idéation Musées et Patrimoine, organiseerde in die periode een vorming waaraan ik deelnam, over de plek van emoties in de publiekswerking. In het verlengde daarvan hebben we meegewerkt aan een podcast over het thema.”

Die podcast is hier te beluisteren. In acht afleveringen krijgen we een inzicht vanuit praktijk en theorie over de rol van emoties in het museum. Onderzoekster Gaëlle Crenn legt erin uit dat ‘emoties’ veel meer zouden moeten opgenomen worden in de museale praktijk en het museologische onderzoek. Dit past in de ontwikkeling van musea die niet meer ‘slechts’ een verhaal brengen over het verleden, maar eveneens een actuele maatschappelijke rol opnemen. Aandacht voor emoties is daarbij onontbeerlijk. 

Ook Emilia Riquet komt dus aan bod, samen met haar collega’s van Musée de l’Homme, in episode zeven. Ten tijde van de opname liep de tentoonstelling Rire: la science aux éclats’ in Musée de l’Homme over de betekenis van ‘de lach’. Ook online werkten Emilia en haar collega’s enkele fijne films op YouTube uit rond ‘de lach’


De publiekswerkers van Musée de l’Homme zetten ook nog een expositie op rond geuren uit de kindertijd. In de huidige vaste presentatie zijn eveneens heel veel sensoriële aspecten verwerkt. Emilia Riquet: “We willen deze benadering écht behouden in de publiekswerking, ook voor andere projecten. De vitrines met de objecten achter glas creëren namelijk een afstand. Door te werken met facsimile’s en allerlei objecten die de bezoeker wél mag aanraken, verkleinen we die drempels. We denken ook dat dit goede manieren zijn om verbinding te maken met collecties en tradities uit het verleden. Het verleden wordt veel tastbaarder op deze manier. In 2024-2025 wordt migratie een groot thema in het museum. Ook daarbij zullen we expliciet werken aan een sensoriële publieksbeleving.”

Focus op scholen en kansengroepen

Musée de l’Homme investeert in publiekswerking. Als ‘agora’ streeft het naar een sterke inhoud én naar laagdrempeligheid en toegankelijkheid. De eerste en grootste doelgroep is het onderwijs. Kansengroepen en mensen die de Franse taal willen leren, vormen de tweede doelgroep. En deze doelgroepen worden nog eens opgesplitst in kleinere segmenten. Zo is er voor het grootste deel van de activiteiten telkens een educatief aanbod voor vier leeftijden, van kinderen tot volwassenen. De idee is dat in een gezin met kinderen van verschillende leeftijden voor elk een een gericht aanbod moet zijn. Emilia Riquet: “Een vierjarige heeft andere noden dan een acht- of twaalfjarige bijvoorbeeld.” Vermits scholen zo’n belangrijk aandeel vormen bij de bezoekers, wordt er trouwens intensief met het departement onderwijs samengewerkt waarbij er ook materiaal voor de begeleidende leraars wordt ontwikkeld. 

Taaloefenkansen: FALC methode 

FALC methode cover

Het museum profileert zich als een uitgelezen plek om Frans te leren; het focust sterk op projecten met dit doel. Bovendien heeft het een plek gekregen in het programma voor nieuwkomers in Frankrijk, Accueil des Migrants waarbij het eveneens het doel is om deze mensen kennis te laten maken met cultuur en geschiedenis. In samenwerking met l’Île aux Langues is er o.a. een kaartspel uitgewerkt met vragen over de collectie, in eenvoudig Frans. Ook andere musea in Parijs werken met deze organisatie samen.

De musea gebruiken allemaal eenzelfde methode, FALC. Dat is de afkorting voor La méthode facile à lire et à comprendre. Emilia: “Musée Carnavalet in Parijs was hier trendsetter en inspiratiebron. Zij hebben de methode in de hele werking geïntegreerd. Voor elke tentoonstelling maken we nu een gids volgens deze methode waarin alle moeilijke woorden worden uitgelegd. Het is fijn om te merken dat de FALC-brochures nu door zeer veel bezoekers worden gebruikt, en dus niet alleen door nieuwkomers. De mensen hebben de tijd niet meer om zich neer te zetten en na te denken. Vandaar dat deze methode dus een hele goede ingang is.”

Publiekswerking in actie © Musée de l'Homme

RECA: netwerk van publiekwerkers in Parijs

Streven naar inclusie is de drijfveer van Emilia Riquet en de publiekswerkers van Musée de l’Homme. Maar om ‘bij’ te blijven leren is het heel belangrijk om ervaringen en inzichten uit te wisselen met collega’s. Emilia spreekt dan ook vol lof over RECA of de Réunion d’Établissments Culturelles pour l’Accessibilité. Emilia: “Dit is een organisatie, ondersteund door het ministerie van Cultuur. Alleen al in Parijs zijn er 45 cultuurhuizen bij aangesloten om praktijken en inzichten uit te wisselen. RECA organiseert jaarlijks netwerk- en uitwisselingsmomenten voor de publiekswerkers om onze publiekswerkingspraktijk te verruimen en erin te groeien. Het mooie is dat we dit vanuit grote collegialiteit doen." 

Galerie de l'Homme © Musée de l'Homme

"Dat is een voorwaarde en om ons engagement expliciet te tonen hebben we een inclusie-charter ondertekend. Het is een praktijknetwerk. Universiteiten of opleidingen zijn niet betrokken. De idee is immers om écht vanop het terrein te vertrekken, van dagelijkse praktijken van professionals. Er is wel uitwisseling, en de universiteiten vragen samenwerking. Maar wij blijven een echt praktijknetwerk. We publiceren ook elk trimester een bulletin met updates. Dat laat ook toe om een collectieve communicatie te doen.”

Emilia Riquet is met Musée de l’Homme ook lid van ICOM-CECA, het internationale comité van ICOM rond educatie. Ook op het internationale vlak probeert het museum dus aan te haken. Zeer benieuwd wat u vindt van de publiekswerking van het museum! Aarzel niet om me te contacteren voor meer informatie of contactgegevens.

Meer lezen over emoties in het museum?

Over het thema ‘emoties in het museum’ is intussen een uitgebreide literatuurlijst terug te vinden.

Over het (vermeende) onderscheid tussen gevoel en ratio, zal ik zelf een paper presenteren tijdens de driejaarlijkse conferentie van ICOM, eind augustus in Praag. Hierover hoort u later nog meer! 

Werkbezoek dankzij Erasmus+

Musée de l’Homme is een parel van een museum. In maart van dit jaar leerde ik de werking beter kennen dankzij de steun van Erasmus+. Eerder had ik het al over de aangrijpende verzetsgeschiedenis van het museum en in het septembernummer van faro verschijnt nog een uitgebreid interview met André Delpuech, die er tot voor kort directeur was.

Voor de studiedag Comics@TheMuseum van 6 september zakt André Delpuech naar Brussel af om het samen met tal van andere musea en stripmakers te hebben over de mogelijkheden van de strip voor de publiekswerking en communicatie van een museum. Meer informatie en inschrijven? Dat kan via deze weg.

Het werk- en leerbezoek aan Parijs werd gefinancierd met middelen van Erasmus+, het programma van de Europese Commissie. Om de cultureel-erfgoedsector goed te kunnen ondersteunen zijn we immers altijd op zoek naar voorbeelden en methodieken m.b.t. participatie, educatie en specifieke cultureel-erfgoedpraktijken. Om dat denkproces te versterken, laten we ons graag inspireren door goede voorbeelden en boeiende gesprekspartners in het buitenland.

Gefinancierd door de EU

Foto's: © Musée de l'Homme

Olga Van Oost
Erasmus+
strips
Werkbezoek / studiereis

Comics @ the Museum: schrijf nu in!

Mona Lisa © Christian Durieux

Hoe kunnen strips helpen om een museumbezoek aantrekkelijker en/of inzichtelijker te maken? Op 6 september verneemt u er alles over op de studiedag Comics @ the Museum in Brussel.

Hoe gingen het Louvre, het Jüdisches Museum, het Prado en het Musée de l'Homme met die vraag aan de slag? En wat valt er te leren uit het imposante project Fumetti nei Musei, waarbij 51 Italiaanse musea werden 'verstript' door gerenommeerde stripmakers? Zowel grote als minder grote musea hebben de voorbije jaren geëxperimenteerd met het wonderlijke medium dat strips is. We wezen u er hier al eerder op. Een paar bekende voorbeelden:

Une maternité rouge © Christian Lax - Futuropolis

Het Louvre geeft stripmakers al bijna twintig jaar carte blanche om de werking, geschiedenis en collecties te belichten en te verbeelden. Daarover leest u alles in de jongste editie van faro | tijdschrift over cultureel erfgoed. U vindt het artikel als bijlage.

Aanleiding van de studiedag (en dit artikel) was de overzichtstentoonstelling in het Belgisch Stripcentrum, nog tot midden september te bezoeken in Brussel.

Typex' Rembrandt © Typex - Casterman

Bij onze noorderburen gaf het Rijksmuseum naar aanleiding van de heropening in 2013 de opdracht om het leven en werk van Rembrandt van Rijn te verstrippen. Dat werd Typex’ Rembrandt, een pil van 240 pagina’s.

Daarin brengt de Amsterdamse stripmaker en illustrator Typex het leven van de beroemde schilder en zijn entourage in beeld. Collega’s, naaste familie, klanten, een olifant, huishoudsters en de leden van de beroemde nachtwacht maken allemaal hun opwachting. Aan de basis van dit werk lagen de collecties schilderijen en prenten van het Rijksmuseum. Meer info via deze link

Moische © Typex - Scratch Books

En begin dit jaar publiceerde het Jüdisches Museum in Berlijn een stemmige, caleidoscopische levensgeschiedenis van de Berlijns-Joodse filosoof Moses Mendelssohn, die leefde van 1729 tot 1786.

Op de website van uitgeverij Scratch Books klinkt het zo: "Moses Mendelssohn fascineerde zijn tijdgenoten. Terwijl hij een kleine, gebochelde, verlegen en stotterende man was, was iedereen onder de indruk van zijn gevoel voor humor, zijn elegante schrijfstijl, en zijn vriendelijke en diplomatieke houding. Zijn filosofie was destijds zeer invloedrijk en klinkt modern tot op de dag van vandaag.” Meer info op de website van het museum.  

Cover Uffizzi - Coconino Press

In Italië ten slotte is er het bijzondere, erg succesvolle project Fumetti nei Musei, letterlijk: Strips in musea. De teller staat op 51 musea die een stripmaker op bezoek hebben gekregen, en die vervolgens een verhaal heeft gemaakt. Over bijvoorbeeld een specifiek kunstwerk of voorwerp, een geschiedenis, historisch figuur of gebouw.

De 51 afzonderlijke delen – over en met onder meer de Gallerie degli Uffizi (Firenze), het Museo Archeologico Nazionale (Napels), het Parco Archeologico di Pompei (Pompei), het Mausoleo di Teodorico (Ravenna) en het Istituto Centrale per il Restauro (Rome) – bieden een onverwachte blik op de Italiaanse (kunst)geschiedenis.

Comics @ the Museum

U bent van harte uitgenodigd op de studiedag Comics @ the Museum, op dinsdag 6 september 2022 in het Belgisch Stripcentrum (Zandstraat 20, 1000 Brussel). Bekijk het programma en schrijf u best meteen in voor deze ongetwijfeld zeer inspirerende studiedag! 

Met begeesterde sprekers van het Louvre, het Jüdisches Museum Berlin, de coördinatie van Fumetti nei Musei en het Prado. Zij delen hun ervaringen met hun stripprojecten: de doelstellingen, het proces, de resultaten en het kostenplaatje. Uiteraard kunt u ook naar hartenlust vragen stellen en netwerken.

Als kers op de taart maken we die dag ook de voorwaarden bekend voor een aanmoedigingspremie voor kandidaat-stripprojecten in musea.

Voor wie?

Bent u publieksmedewerker, communicatieverantwoordelijke of -medewerker, conservator, directeur of archivaris? En bent u op zoek naar een creatieve manier om uw werking  te belichten? Dan is deze conferentie beslist iets voor u. Ook stripmakers (tekenaars, scenaristen, inkleurders enz.) en uitgevers zijn van harte welkom!
 
Een organisatie van FARO, het Belgisch Stripcentrum en Stripgids. Met de zeer gewaardeerde steun van het Instituto Cervantes, het Istituto Italiano di Cultura en de Ambassade van de Bondsrepubliek Duitsland.
 

Afbeeldingen van boven naar beneden:
De Mona Lisa, door Christian Durieux © Futuropolis // Cover Une maternité rouge, door Christian Lax © Futuropolis // Cover Typex' Rembrandt © Typex - Casterman // Cover Moische © Typex - Scratch Books // Cover Uffizzi - Coconino Press

Roel Daenen

Voor u gelezen: ‘Glimlach 58’ en ‘Het Achterhuis’

Glimlach 58 (c) Editions Anspach

Vorige week herinnerde de media ons aan een belangrijke en historische gebeurtenis: op 17 april 1958 opende Expo 58. Naar aanleiding van die 60e verjaardag is zopas een strip verschenen, Glimlach 58. Strips blijken een laagdrempelig medium te zijn om een bepaalde geschiedenis te vertellen.

Covers 'Maus'

Het aantal strips dat (vaak complexe) historische thema’s behandelt, is niet op een, twee of zelfs tien handen te tellen. Allicht is Art Spiegelmans veelvuldig bekroonde Maus daarvan het beste voorbeeld. Dat boek gaat over het wedervaren van Spiegelmans eigen vader, een Poolse jood, die – kort gesteld - er tijdens de Tweede Wereldoorlog het beste van probeert te maken. Met de gruwelen van achtereenvolgens het getto en de concentratiekampen. Met joden als muizen, Duitsers als katten en Polen als varkens en de (problematische) omgang tussen vader en (de intussen volwassen) zoon Spiegelman zette deze Amerikaanse undergroundtekenaar een indringend en realistisch werk neer.

Maus was de eerste strip – of noem het een graphic novel - bekroond met de prestigieuze Pullitzer Prize en het startschot voor een heel eigen literair genre, het zogenaamde graphic journalism. Het bekendste uithangbord daarvan is de Maltees-Amerikaanse stripjournalist Joe Sacco, die onder meer in Palestina en het voormalige Joegoslavië werkte.

Abadaringi cover (c) Oogachtend

In eigen land is het vooral Jeroen Janssen, die met zijn epos over de kaalslag van en in het Wase polderdorp Doel furore maakt. Ook zijn Abadaringi is een voorbeeld van zijn manier van slow journalism. Kleine, persoonlijke getuigenissen figureren tegenover een bredere probleemstelling of context.

Rozengeur

In Glimlach 58 wordt echter uit een heel ander vaatje getapt. Hier lijkt de voornaamste drijfveer nostalgie te zijn. Nostalgie naar het ‘expogevoel’ is de motor van het verhaaltje. Verhaaltje, want de synopsis is even vederlicht als ongeloofwaardig. Met een Expo 58-stewardess die in een internationaal spionagekluwen terechtkomt. Het fundament van de strip zijn echter de decors: op elke pagina serveert de tekenaar een ander paviljoen of interieur.

Als lezer wandel je doorheen het verhaal zo niet alleen door de exposite, maar passeer je ook langsheen het onthaalgebouw op het De Brouckèreplein in het centrum van Brussel. De figuranten likken aan expo-ijs, of smullen van een Côte d’Or-chocoladereep. Ook koning Boudewijn wordt opgevoerd, die bij de opening “een historische toespraak” houdt. Het boek besluit met een in rozengeur gedrenkt nawoord en een overzicht van degenen die via crowdfunding hebben bijgedragen tot de productie van het werk. Die lijst leest als een who’s who van de Belgische adel. Niets mis mee, uiteraard, maar het illustreert (deels toch) een stukje de nostalgische hang naar een onbekommerd, ambitieus en ‘duidelijk’ verleden.

Anne Frank

Cover 'Het Achterhuis'

Kwam ook onlangs in ons vizier: een strip over het leven van Anne Frank. Daarbij was het beroemde dagboek van de jonge Anne het uitgangspunt van de stripmakers. Die hebben uitgerekend dat het verstrippen van het volledige dagboek niet alleen een enorme klus zou zijn, maar ook een groot volume aan strippagina’s zou opleveren. Dit boek is dus een ingekorte versie, die echter wel trouw blijft aan de brontekst. Ook worden er regelmatig volledige, betekenisvolle fragmenten uit Anne Franks dagboek hernomen.

Het boek kwam er op vraag van de Anne Frank Foundation, en is een laagdrempelige manier om het verhaal van de jonge vrouw op een andere manier te brengen. Het stripboek maakt het – op vele terreinen - benauwde samenleven in het bekende Achterhuis zeer aanschouwelijk. De makers, Ari Folman en David Polonsky, hebben hun sporen verdiend met de animatiefilm Waltz with Bashir).

Het sluit dan ook aan bij een aantal andere strips, die we hier eerder signaleerden. Zo nam het Rijksmuseum het initiatief voor het (met de Willy Vandersteenprijs bekroonde) Rembrandt van de Nederlandse stripmaker Typex.  Het is, voor zover we dat kunnen inschatten, het Louvre, dat het startschot gaf voor deze creatieve manier van publieksbemiddeling. Onder andere Nicolas de Crecy’s IJstijd is een bijzonder werk.

Verder lezen en kijken:

  • Lees meer over graphic journalism in het eerste nummer van Stripgids.
  • Wie de VRT-reportages over Expo 58 miste, kan deze herbekijken op de website van VRTNWS. Herinneren we in dit verband ook nog eens aan een van de oudste FARO-projecten, uit 2008, het succesvolle boek Expo 58. Het wonderlijke feest van de fifties van Ans Van de Cotte en Annick Lesage over Expo 58.

Glimlach 58, Baudoin Deville & Patrick Weber, Anspach, 64 p.
Het Achterhuis, Anne Frank (Ari Folman &  David Polonsky), Prometheus, 160p.

Illustratie:

  • Glimlach 58 (c) Editions Anspach
  • Covers Maus
  • Abadaringi cover (c) Oogachtend
  • Cover Het Achterhuis
Roel Daenen

Leestip | Getekend Damiaan

Damiaan

Op 25 mei 2017 ging het vernieuwde Damiaanmuseum in Tremelo opnieuw open. Het museum “wil informeren, inspireren, sensibiliseren en engageren.” In deze optiek is het dus niet verrassend dat er een stripverhaal verschijnt over het leven van de Grootste Belg.

Want dat is hij. Pater Damiaan en zijn levensverhaal hebben na zijn dood in 1889 in zowel binnen- als buitenland zoveel weerklank gekregen dat hij, aldus het museum, in de loop der jaren is uitgegroeid tot een “nationaal icoon, getuige zijn verkiezing tot de grootste Belg.” Het museum wil dan ook de bezoeker uitnodigen om zich te bezinnen over de actualiteit en de maatschappelijke betekenis van de figuur van Damiaan en zijn nalatenschap. Het zet dan ook hoog in op toegankelijkheid, meertaligheid en ervaringsgerichtheid.

Eerder berichtten we al in faro over het aan Damiaan gerelateerde erfgoed. Damiaans solidariteit – over grenzen van nationaliteit, huidskleur, geloof en levensbeschouwing heen – dient nog steeds als inspiratie. Maar hoe leidde het pad van Jozef De Veuster, een jonge priester uit Tremelo, naar Molokaï, waar hij als mensenrechtenactivist avant la lettre opkwam voor zieken die uit de maatschappij waren verbannen?

Damiaan

In Getekend Damiaan brengen Bart Maessen en Ruben Boon het onwaarschijnlijke verhaal van Damiaans tocht, van Tremelo via Leuven en Parijs naar de Hawaï-eilanden. Jan Bosschaert maakte de vertaalslag van hun verhaal naar een beeldverhaal. “Deze Damiaanstrip is een onmisbare inspiratiebron voor jong en oud,” aldus het persbericht. Inhoudelijk krijgt de lezer het levensverhaal van de jonge Jozef De Veuster tot en met de melaatse Pater Damiaan. Een prima, zij het wat serieuze-educatieve introductie tot de figuur van Damiaan.

Grafisch is het erg degelijk maar eerder klassiek werk. Dat komt allicht door de combinatie van het onderwerp, het opzet van de uitgave en de uitgeverij. Van Halewyck is niet bepaald een stripuitgeverij. Maar dat is detailkritiek.

Jan Bosschaert is, naast stripmaker, ook schilder en illustrator. Hij is bekend om zijn posters voor Saint Amour, zijn covers voor Marc De Bel en zijn sensuele schilderijen, maar ook om strips zoals Sam, Jaguar en De Geverniste Vernepelingskes. U leest naar aanleiding van zijn 60e verjaardag een groot overzichtsinterview in het tweede nummer van Stripgids. Dat verschijnt eind deze maand.

Het is overigens niet de eerste keer dat er een strip over Damiaans leven en werk verschijnt. In 1983 al bracht Dargaud De man van Molokai uit.

Jan Bosschaert, Ruben Boon en Bart Maessen, Getekend Damiaan. Van Halewyck, 6 euro.

Roel Daenen

Voor u gelezen: De grote slachting 1914-1919 van Tardi en Verney

De voorbije jaren publiceerde FARO geregeld recensies van een WOI-publicatie op faronet.be. In Nederland houdt EersteWereldoorlog.nu er een gelijkaardige rubriek op na. FARO en EersteWereldoorlog.nu slaan de handen in elkaar en publiceren voortaan ook elkaars recensies. De eerste recensie uit Nederland is van de hand van Kees Ribbens (NIOD). Hij las voor u het stripboek 'De grote slachting 1914-1919' van Tardi en Verney.

De Eerste Wereldoorlog in strips

In de aanzwellende productie stripverhalen over de Eerste Wereldoorlog neemt het werk van Jacques Tardi een vooraanstaande plaats in. Toen de Grote Oorlog nog lang niet de ruimschootse aandacht kreeg die kenmerkend is geworden voor het huidige centenaire werkte hij al gestaag aan een stripoeuvre waarin de rauwe werkelijkheid van het strijdverloop in Frankrijk centraal stond. Recent verscheen een Nederlandse vertaling van zijn stripalbum Le dernier assaut. Deze jongste publicatie sluit vrij naadloos aan bij zijn eerdere werk.

Een belangrijke bouwsteen in het door Casterman zorgvuldig uitgegeven oeuvre wordt gevormd door het nog altijd leverbare album De Grote Slachting 1914-1919. De titel laat geen misverstanden bestaan over de manier waarop Tardi naar de Eerste Wereldoorlog kijkt, terwijl de jaartallen lijken te benadrukken dat er een historisch overzicht wordt geboden. Inderdaad wordt de lezer in het bestek van ongeveer negentig bladzijden meegevoerd langs een panorama dat wordt verdeeld over de vijf oorlogsjaren en het jaar 1919. De hoofdstukken openen telkens met twee patriotistische, zoniet propagandistische citaten van Franse tijdgenoten. De verheven en al te enthousiaste toon van deze zinnen staat in sterk contrast met de verbeelding van de oorlog zoals Tardi ons laat zien.

Verbeelding van een hel op aarde

Hoofdpersoon is een naamloze metaaldraaier uit het 20e arrondissement van Parijs die met een continue mondelinge toelichting zijn ervaringen vanaf de mobilisatie belicht. Hij voert de lezer langs het oorlogsenthousiasme uit de vroegste dagen van de oorlog in zowel Parijs als Berlijn, waarna hij de lezer al snel confronteert met de harde werkelijkheid waarin manschappen aan beide zijden sneuvelen. Al voor het zover is, heeft de Franse soldaat in zijn begeleidende tekst duidelijk gemaakt hoezeer hij afkerig is van de alom aanwezige geestdrift voor de aanstaande strijd.

Naarmate de geschiedenis van de strijd aan het westelijk front zich verder ontrolt wordt de pessimistische overtuiging van de anonieme soldaat steeds meer bevestigd. De oorlogshandelingen in de loopgraven, die in latere decennia zouden uitgroeien tot symbool van een hel op aarde, worden uitvoerig en aangrijpend in beeld gebracht. Zoals de gevolgen van de oorlog nietsontziend waren voor mens, dier en landschap, zo brengt Tardi ook het gewelddadige gewoel zonder noemenswaardige terughoudendheid voor het voetlicht.

In dit stripverhaal zijn bommen en granaten geen abstracties maar concrete wapens die op grote schaal menselijke ellende veroorzaken. Afgerukte ledematen worden zonder opsmuk getoond evenals de lijken die door maden en vliegen worden opgegeten. Het grauwe en sombere bestaan in en achter de loopgraven schetst Tardi vooral in grijstinten, al begint hij zijn verhaal veel kleurrijker. Nadat de kleur verdwijnt uit enkele losse kaders domineren vervolgens de grauwe maar daardoor niet minder aansprekende bladzijden. Zijn tekenstijl past daar uitstekend bij en werkt in alle somberheid zeer krachtig. Pas bij een parade ter gelegenheid van de wapenstilstand keert kleur eind 1918 uitbundig doch kortstondig terug – maar het is moeilijk om daar dan nog vreugde of opluchting bij te ervaren.

Ondanks het betrekkelijk uitvoerige commentaar van de vertellende hoofdpersoon krijgt de lezer weinig grip op diens bestaan, beiden lijken daarmee in zekere zin veroordeeld tot een positie aan de zijlijn. De naamloze soldaat is echter wel degelijk begaan met zijn lotgenoten, zo nu en dan ook wanneer deze als vertegenwoordiger van de vijand verschijnt. Maar opmerkelijk genoeg treedt er in de geestesgesteldheid van de hoofdpersoon nauwelijks enige verandering op in de loop van het verhaal, hooguit worden zijn gevoelens - veelal enigszins onderkoeld verwoord - versterkt door de aanhoudende miserie van het uitzichtloze conflict. In zijn taalgebruik schuilt nog enige variatie – soms spreekt hij over moffen dan weer over Duitsers, een enkele keer over Hunnen – maar de eenduidigheid van een achteraf gestolde visie op de gebeurtenissen lijkt te overheersen.

Ontsteltenis en pessimisme

Het geschetste panorama is veelzijdig, voert langs de koloniale troepen van Fransen en Britten, toont zowel de luchtoorlog als de inzet van de eerste tanks, attendeert op de gasoorlog en brengt evenzeer de komst van de Amerikanen in 1917 in beeld. Het als muiterij opgevatte gemor van uitgeputte Franse militairen, door een rigoreuze legerleiding beantwoord met de inzet van fusilladepelotons, wordt treffend gevisualiseerd met het portret van hoge officieren tegen de achtergrond van opeengestapelde skeletten en doodshoofden.

Daaruit, en uit diverse andere voorbeelden van verachting en onbegrip, spreekt niet alleen de kloof tussen leidinggevenden in de krijgsmacht en de nederige uitvoerders in de loopgraven maar evenzeer de woede van Tardi over de ongekende aantallen levens die geofferd werden. Lezing van De Grote Slachting kan eigenlijk niet tot iets anders leiden dan ontsteltenis over het feit dat mensen systematisch in staat bleken elkaar deze gruwelen aan te doen. Pessimisme is derhalve gerechtvaardigd. Maar de identificatie van de auteur met de gewone man in de loopgraaf - die in de ronduit erbarmelijke omstandigheden cynisch is over zijn superieuren, over de regering, over de kerk en het grootkapitaal, over de propaganda, wellicht zelfs over iedereen die in relatieve veiligheid denkt te verkeren – biedt weinig tot geen houvast voor de lezer die zich afvraagt waaruit de aanvankelijke of uiteindelijke motivatie van de verschillende geledingen uit de strijdende partijen dan toch bestond.

Verrijking van het geschiedbeeld

Tardi claimt niet als historicus op te treden maar de kloeke titel van zijn boek wekt niettemin die suggestie van een historisch standaardwerk. Zijn stripverhaal is een onmiskenbare verrijking van het geschiedbeeld, ook omdat hij in het laatste hoofdstuk over 1919 duidelijk maakt hoezeer de oorlog ook na de wapenstilstand doorwerkte. Daar spreekt de verteller rechtstreeks tot uiteenlopende individuele ooggetuigen van de oorlog, zowel overlevenden als omgekomenen, soldaten en burgers, mannen en vrouwen, volwassenen en kinderen, officieren en soldaten, Fransen en Duitsers. Deze impressies zijn gebaseerd op een gedegen documentatie. Maar de zwart-witweergave die recht wil doen aan de wrange ervaringen van de gewone man gaat daarmee voorbij aan de soms complexe motieven van degenen die de strijd aanvingen en gaande hielden en aan de opvattingen en ideologieën waaraan burgers en soldaten ondanks alles toch enig, ongetwijfeld wisselvallig geloof hechtten.

De grote slachting is voorzien van een ruime bijlage (bijna 40 pagina’s) waarin Jean-Pierre Verney de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog in een ruimer internationaal kader plaatst. Deze tekst draagt, zij het vooral vanuit een Frans perspectief, bij aan een beter begrip van de hoofdlijnen van het conflict maar brengt het perspectief van de miskende frontsoldaat niet in evenwicht met een genuanceerde visie op de destijds relevante motieven van de heersende klasse. Korte staatjes per jaar noemen de belangrijkste veldslagen en sommen bovenal de aantallen doden, gewonden en vermisten op per land. De daarbij verspreid afgedrukte zwart-witfoto’s onderstrepen de realiteit van de door Tardi treffend verbeelde geschiedenis maar slagen er niet in de lezer op even krachtige wijze in het verleden te trekken. Met de overtuigingskracht van Tardi’s beeldverhaal is het dan ook moeilijk concurreren.

Tardi en Verney, De grote slachting 1914-1919. Casterman, 2010, 134 blz. ISBN 978-90-303-6356-9

De recensent
Kees Ribbens is onderzoeker bij het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies en hoogleraar aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.

EersteWereldoorlog.nu
Deze recensie verscheen eerder op www.eerstewereldoorlog.nu. Dat is het officiële platform voor de honderdjarige herdenking van de Eerste Wereldoorlog in Nederland.

Gregory Vercauteren
strips
Nederland
100 jaar Groote Oorlog

Leestip: Jheronimus Bosch in stripvorm

Cover Bosch van Griffo (c) Glénat

421.700. Zoveel bezoekers trok de tentoonstelling ‘Jheronimus Bosch. Visioenen van een genie’ in Het Noordbrabants Museum in Den Bosch die afgelopen zondag sloot. “Een record,” aldus het jubelende persbericht, dat in een adem ook de ronkende waardering van The Guardian citeert. Die omschreef de expo als “een van de belangrijkste tentoonstellingen van de eeuw”. Heeft u het gemist? Dan kunt u zich nog altijd laven aan een batterij strips die verschenen in aanloop naar en tijdens de looptijd van deze blockbuster.

Verder lezen we in het leerrijke en uitgebreide persbericht dat “[er onder meer] … 8.000 koelkastmagneten en ruim 6.000 exemplaren van de speciale Suske en Wiske-editie” over de toonbank gingen. Suske en Wiske nummer 333 heet, allitererend als vanouds, 'De Bibberende Bosch'. Het is niet de eerste keer dat het bekende duo terechtkomt in een (kunst)historische setting. Denk maar aan albums als ‘Sterrenrood’ (over de geschiedenis van het Red Star Line Museum). Maar ook aan ‘De Nachtwachtbrigade’ (over Rembrandt) en ‘De Kleurenkladder’ (over Vincent Van Gogh). Maar hét referentiewerk op dit vlak blijft ongetwijfeld ‘De Raap van Rubens’, uit 1977. Dat album verpakte het verhaal van het leven en werk van Pieter Paul Rubens op een toegankelijke en humoristische manier. Het album verscheen in het Rubensjaar naar aanleiding van de 400e geboortedag van de schilder.

De Bibberende Bosch’ is een klassiek Suske & Wiske-verhaal, zonder al te grote verrassingen. Heel wat bizarre personages uit Bosch’ werk maken uiteraard hun opwachting. Het 15e-eeuwse ’s Hertogenbosch komt bovendien knap, gedetailleerd en geloofwaardig, zij het gelikt, in beeld.

Sympathieke wezens

Een tweede album dat de bezoeker in de museumshop kon aankopen was ‘Alex en het Feest van Jeroen Bosch’ van de jonge belofte Evi Nijs. Daarin bezoekt Alex met zijn grote broer het Noordbrabants Museum. Met de hulp van een passerend konijn belandt hij in De Tuin der Lusten. Daar ontmoet hij allerlei, overwegend sympathieke wezens in de grotesk-sprookjesachtige wereld van Bosch. Het verhaal kruist het werk van Bosch met de inventieve kolder van Alice in Wonderland. Helder en braafjes getekend, en dus voor de jongste museumbezoekers. Het doet ook denken aan het fraaie ‘Het wonderbaarlijke verhaal van Jeroen, zijn pet, zijn rugzak en zijn bal’ van illustrator Thé Tjong-Khing.

Houtsnede

Beide albums contrasteren met het grove, houtsnee-aandoende grafische handelsmerk van Marcel Ruijters in 'Jheronimus'. Ruijters maakte naam met zijn hedendaagse versie van het middeleeuwse Bestiarium en eveneens uit vroeger tijden komende Alle Heiligen. De wetenschappelijke kennis over het leven van Bosch is beperkt, wat maakt dat (strip)auteurs als Ruijters de gaten kunnen vullen met eigen ideeën en interpretaties. Anders dan de vorige aangehaalde auteurs en werken, focust Ruijters zich op de figuur Bosch als diepgelovige, zoekende kunstenaar, die met zijn werken zijn tijdgenoten een morele les wou spellen. Hij schetst Bosch ook in zijn tijd, in de laatmiddeleeuwse maatschappij waarin de eerste tekenen van de renaissance zich aandienen.

Demoncide

Ten slotte is er het recent verschenen Jheronimus Bosch van Griffo, pseudoniem van Werner Goelen. Van alle hier gesignaleerde albums is dit het meest sfeervolle en grafisch verfijnde. Het verhaal is, net als bij de andere, erg fantasierijk. De jonge Bosch zit met een vervelend probleem opgescheept: de monsters die hij schildert, blijven niet ‘plakken’. Griffo citeert naar hartenlust uit het werk van Bosch. Zo belandt de jonge schilder in het bos waar een grote, witte uil hem aanspreekt. Daar verwijst Griffo naar de prent Het Woud Heeft Oren, het Veld Heeft Ogen. Samen met zijn aanstaande en een magiër trotseert Bosch de demonen van Beëlzebub, en verkrijgt hij de demoncide, het fixeermiddel dat de wonderlijke wezens ter plekke op het doek houdt. Er is nog een nevenverhaaltje, waarbij een restauratrice in Gent Bosch' Het Laatste Oordeel onder handen neemt. Wanneer ze de demoncide verwijdert, gebeuren er vreemde dingen.

Meer weten over musea en strips? Hoe het Rijksmuseum Rembrandt verstripte, en het Louvre carte blanche gaf aan onder meer Nicolas de Crécy? Zie dan de eerdere artikels op deze site.

Het persbericht over de bezoekersaantallen vindt u op de website van het museum.

Roel Daenen
strips
Jheronimus Bosch; Noordbrabants Museum
Griffo
Marcel Ruijters
Suske en Wiske

Utrechts Psalter verstript

Cover Utrechts Psalter

Hoe kan een eeuwenoud handschrift aansluiting vinden bij een hedendaags publiek? Wat de Universiteit Utrecht recent met het Utrechts Psalter gedaan heeft is een mooi voorbeeld van hoe het kan. Naar aanleiding van de 380e verjaardag van de Universiteit Utrecht zijn twintig striptekenaars gevraagd om aan de slag te gaan met de spectaculaire illustraties die in dit 9e-eeuwse handschrift zijn opgenomen.

Dat Utrechts Psalter (of ‘psalmenboek’) is een belangrijk document. Zo is het vorig jaar toegevoegd aan het Memory of the World Register van UNESCO. Op deze lijst met documentair erfgoed van wereldbetekenis staan onder andere ook de Gutenberg Bijbel, de filmnegatieven van 'The Wizard of Oz', het originele dagboek van Anne Frank, en Marx’ opzet van het Communistisch Manifest.

Het rijk geïllustreerde psalmboek is bijna 1.200 jaar geleden in de buurt van Reims gemaakt en wordt – na een heleboel omzwervingen – sinds 1716 in de Universiteitsbibliotheek Utrecht bewaard. Over geen enkel middeleeuws handschrift in Nederlands bezit is zoveel geschreven. Het boek bevat 150 psalmen en zestien Bijbelse liederen en gebeden, stuk voor stuk op een bijzondere manier geïllustreerd. Het leest als een stripverhaal waarin delen uit de teksten boven de psalm zijn afgebeeld.

Trendsetter

De enigszins surrealistische en dynamische stijl van de tekeningen uit het Utrechts Psalter was in de tijd waarin het gemaakt werd heel innovatief. Onderzoek heeft uitgewezen dat er zes verschillende tekenaars aan gewerkt hebben. De tekeningen doen soms denken aan het fantasievolle werk van Jeroen Bosch. De stijl en de afbeeldingen werden nog eeuwen lang in Frankrijk en Engeland geïmiteerd. In dat opzicht was het boek dus een echte trendsetter. Ook op het vlak van allerlei andere vormelijke aspecten is het een heel bijzonder werk.

Twintig stripmakers hebben zich dus, op vraag van de universiteit, gebogen over het Utrechts Psalter. Elk van hen heeft een nieuwe verbeelding van een van de psalmen gemaakt. Bij elke nieuwe afbeelding wordt tevens de oorspronkelijke illustratie van het Utrechts Psalter afgebeeld, in combinatie met wat tekst en uitleg. De bekendste van deze groep is ongetwijfeld Marcel Ruijters, die zopas ‘Jheronimus’ afleverde, een biografie over leven en werk van Jheronimus Bosch. Maar dat is weer stof voor een ander artikel.

U kunt het psalmenboek hier digitaal en in detail bekijken. ‘Utrechts Psalter 2016’ kost 5,95 euro en is uitgegeven bij Inkt.

Roel Daenen
strips
middeleeuwen
erfgoedbibliotheek
striperfgoed
Utrechts Psalter
psalmenboek
Utrecht

Op komst: nieuw stripmuseum in Nederland

Mijnheer Prikkebeen, collectie Matla, (c) Historiek

Eerder deze week berichtten zowel de vaderlandse als Nederlandse media over groot (strip)nieuws: naar verwachting zal in augustus Strips! Museum voor het beeldverhaal in Rotterdam de deuren openen. Dat nieuwe museum zal op een oppervlakte van zo’n 2.000 m² de Nederlandse strip belichten. Het stripmuseum hoopt op termijn zo’n 85.000 bezoekers per jaar te ontvangen.

Maar de scoop van Strips! gaat ook breder. Zo wil het museum het verhaal van de Nederlandse strip brengen, “in samenhang met buitenlandse invloeden, de relatie met (animatie)film, computer game art, cartoons en tekenkunst.” Het museum gaat huizen in een modern gebouw aan de Wijnmarkt, vlakbij de iconische Rotterdamse Markthal.

Inhoudelijk zal het museum verhalen weven rond het (klassieke) gegeven van de verschillende stripgenres. Zoals daar zijn: science fiction, westerns strip, ridderstrips, Amerikaanse comics (met de welbekende superhelden) en de Japanse manga. Naast een schare Nederlandse stripmakers (zoals Marten Toonder, Hanco Kolk, Piet Wijn, Robert van der Kroft, Aimee de Jongh, Melissa Delbressine, enz.) komen ook een aantal internationale sterkhouders voor het voetlicht. Het persbericht vermeldt overbekende namen als Hergé (Kuifje), Willy Vandersteen (Suske en Wiske) en Walt Disney (Donald Duck, enz.).

Stripbibliotheek

Het museum gaat ook met andere instellingen samenwerken. Zoals de Openbare Bibliotheek Rotterdam, met wie het museum een stripbibliotheek opent. Daar kan het publiek strips lezen, documentatie en tijdschriften doorzoeken en ook werken ontlenen. Er komt ook “een bijzondere winkel en een vrolijke lunchroom.”

“Bezoekers worden meegesleept in de fantasiewereld van de strips”, meldt directeur Marc Kleijnen. “Terwijl je kijkt naar bijzondere albums, originele tekeningen of voorwerpen, wandel je door de stripboeken heen. Zo zijn er uitvergrotingen en driedimensionale stripkamers.” Strips! is een initiatief van Meermanno-directeur Maartje de Haan en mensen uit de stripwereld. Meermanno is het boekenmuseum in Den Haag, dat twee jaar terug de expo '200 jaar Nederlands beeldverhaal' organiseerde. Strips! staat wel los van het Nederlands Stripmuseum in Groningen. “We werken er wel mee samen”, aldus Kleijnen. “Maar ons museum gaat veel breder, met veel meer aandacht voor buitenlandse strips.” De openingstentoonstelling wordt gewijd aan werk van de Rotterdamse stripmaker Martin Lodewijk, die meewerkte aan meer dan honderd titels, zoals Agent 327, Storm en De Rode Ridder.

Leestip: in het themanummer over striperfgoed in het zomernummer 2014 van faro berichtte Jos van Waterschoot over het striperfgoed in Nederland. U kunt dit artikel (opnieuw) lezen via het ISSUU-account van faro.

Roel Daenen
strips
Nederland
Rotterdam
striperfgoed
Strips!
stripmuseum
Matla
Meermanno
Opening / lancering

Hubert in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten

Hubert (c) Dargaud

Strips en erfgoed? Het is geen vreemde combinatie (meer). Geregeld signaleren we hier interessante initiatieven. Het gaat daarbij meestal over musea die een striptekenaar de opdracht geven om een al dan niet fantasierijk verhaal te vertellen over de instelling, de collecties en de werking. Morgen opent in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten te Brussel een tentoonstelling met werk van de Belgische stripauteur Ben Gijsemans.

Die auteur koos het monumentale kader van de KMSKB als actieplaats voor zijn strip ‘Hubert’ (uitgegeven bij Oogachtend (2014) en bij Dargaud (FR) en Jacoby & Stuart (EN)). In dat verhaal speelt het museum de hoofdrol in de leefwereld van het gelijknamige, ietwat wereldvreemde personage. Met ‘Hubert’ duikt de lezer in een poëtisch en origineel universum dat het museum op een nieuwe manier verkent.

Toen het boek twee jaar geleden verscheen tekende journalist Toon Horsten in De Standaard het volgende op: “Hubert valt te lezen als een parabel over de relatie tussen kunst en werkelijkheid. [Gijsemans:] 'Toen ik mijn eerste pitch voor het project maakte, realiseerde ik me dat het personage troost vindt in een vorm van escapisme. Hij haalt zingeving uit de schilderkunst, terwijl de rest van de wereld vrij beangstigend op hem overkomt. Het verhaal speelt zich in Brussel af, en het leven in de grootstad heeft grote invloed op hem. Hij functioneert er niet goed in. Daarom breek ik in het boek één keer uit het kader, en heb ik een grote tekening van twee pagina's gemaakt die de hectiek die de stad voor hem heeft, met al die honderden indrukken tegelijkertijd, in één beeld moet vatten. Het is de schilderkunst, met telkens één beeld binnen één kader, die hem de orde en het overzicht biedt die hij zo nodig heeft.'”

Het stripverhaal in de kijker

De Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België melden in het persbericht dat ze “elk type publiek wensen aan te spreken en een uitgebreide waaier van kunstdisciplines willen aanbieden. Reeds in 2009 zette de tentoonstelling 'Belgisch stripverhaal: een kruisbestuiving' in de KMSKB de negende kunst in de bloemetjes; een illustratie van het ontstaan van een onmiskenbare Belgische stijl. De KMSKB waren dan ook meteen enthousiast over het idee van uitgeverij Dargaud om de originele stripplaten van Ben Gijsemans tentoon te stellen.”

Zie voor eerder berichten over 'strips en erfgoed'. Info over de expo vindt u op de website van het museum.

Roel Daenen
strips
Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België
striperfgoed
Opening / lancering

Holocaust Memorial Day in Vlaanderen en Nederland

Beeld expo

Op woensdag 27 januari vindt wereldwijd de Holocaust Memorial Day plaats. Het doel van die dag? Jongeren, en bij uitbreiding alle mensen, te leren over de Holocaust en andere genocides. Door kennis over die gebeurtenis over te dragen willen de deelnemende instellingen en organisaties de waakzaamheid voor opkomende rassenhaat, discriminatie en antisemitisme verhogen en tegelijk ook waarschuwen voor de gevolgen daarvan.

In Kazerne Dossin in Mechelen kunt u ’s avonds gratis naar de film ‘Woman in Gold’ gaan kijken. Die film uit 2015 is gebaseerd op het leven van Maria Altmann. Net voor de Tweede Wereldoorlog vlucht ze samen met haar familie van Oostenrijk naar de Verenigde Staten, weg van de dreiging van het naziregime. De familie raakt alles kwijt.

Vijf schilderijen, waaronder het iconische 'Portret van Adèle Bloch-Bauer I' van de Weense schilder Gustav Klimt, worden gestolen uit haar ouderlijk huis. Later komen de schilderijen in handen van de Oostenrijkse overheid, die ze tentoonstelt in verschillende musea. Samen met advocaat Randol Schoenberg begint Altmann een juridische strijd om de schilderijen terug te winnen. Een intrigerend verhaal over de strijd van een Holocaustoverlevende om haar nalatenschap. En bovendien een nog steeds verrassend actueel verhaal. Meer info vindt u op de website van Kazerne Dossin.

De trailer van ‘Woman in Gold kunt u op YouTube bekijken.

Genocide getekend

Bij onze noorderburen openen op 26 januari studenten van de Master Holocaust en Genocidestudies samen met studenten van de opleiding Comic Design en Animation Design van de ArtEZ Hogeschool de tentoonstelling Genocide getekend in het NIOD, het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust en Genocidestudies. De studenten zijn ook de samenstellers van de tentoonstelling en vertellen aan de hand van stripverhalen en graphic novels de geschiedenis van dit genre met betrekking tot de Holocaust en andere genocides.

Maus

De publicatie van Art Spiegelman’s graphic novel Maus markeerde het begin van een nieuw historiografisch genre: de graphic novel over de Holocaust. Na Maus volgden vele comics en graphic novels over de Holocaust en andere genocides. Sommige publicaties waren historisch correct en werden gretig opgepikt in het onderwijs. Andere waren eerder smakeloos en feitelijk fictie, en stelden het genre op de proef. Inmiddels zijn historische ‘strips’, ook over gruwelijke episodes uit de geschiedenis, tamelijk gangbaar.

Deze tentoonstelling vertelt de geschiedenis van de representatie van de Holocaust en andere genocide in comics en graphic novels en verkent de grenzen van het genre. Op 1 april ten slotte organiseren het NIOD, de Anne Frank Stichting en ArtEZ Hogeschool hierover een symposium. Meer info over de expo en het aanbod van het NIOD vindt u op de website.

Roel Daenen
strips
Tweede Wereldoorlog
roofkunst
Holocaust Memorial Day
NIOD
Kazerne Dossin
Art Spiegelman
Evenement