Zijn de Olympische Spelen nog spelen?
Deze zomer genoten we met z'n allen van de Olympische Spelen. 'Spelen', inderdaad. Maar gaat het hier nog wel om een spel? Of moeten we dat toch anders bekijken?
Bij onze zuiderburen ging France Culture op onderzoek uit. Hun bevindingen werden samengebald in een driedelige podcast die we met plezier voor u beluisterden. Een korte samenvatting.
Wat is een spel?
Om bij het begin te beginnen: wanneer spreken we van spelen? Johan Huizinga, de grote Nederlandse mediëvist, formuleert het als volgt in zijn boek Homo ludens (1938):
- Een spel is afgebakend in tijd en ruimte, een bijna sacrale plek, een andere wereld;
- de spelers zijn vrij om deel te nemen;
- er zijn wel enkele regels, maar ook toeval speelt een grote rol;
- het spel heeft geen doel buiten het spel: op zich is het irrationeel (en economisch overbodig).
De Franse socioloog Roger Caillois werkte twintig jaar later verder op deze definitie in zijn boek Le jeu et les hommes. Hij verschilt van Huizinga omdat hij de ruimte van het spel niet zozeer als een sacrale ruimte ziet, maar juist sterk verbindt met de maatschappij. Belangrijker nog is zijn indeling in vier hoofdtypes van spel:
- Agôn: de competitie, collectief en duidelijk volgens regels.
- Alea: het toevalsspel, bijvoorbeeld de loterij.
- Illinx: het spel waarbij men de zintuigen bedriegt en zichzelf verliest, zoals de draaimolen.
- Mimicry: het simuleren, zoals het toneelspel, maar ook rituele maskers.
Deze vier hoofdvormen gaan verder dan het spel alleen, vindt Caillois. Sociale structuren zijn volgens hem immers uitgebreide vormen van spel.
En wat nu met de Olympische Spelen?
De Olympische Spelen lijken in de eerste plaats een radicale vorm van agôn: het gaat immers om competitie. Maar er is natuurlijk nog meer aan de hand. Want is het ook niet een soort theater? Speelt toeval uiteindelijk ook geen rol in de sport? En verliezen atleten en toeschouwers zich niet in het gevoel van spanning?
Allemaal waar, en daardoor zouden de spelen misschien wel hét spel bij uitstek zijn. Zo was het toch bedoeld in de 19e eeuw. Met deze spelen creëerde men een vrije plaats, waarin het gevoel van onzekerheid een rol speelde. Deelnemen was belangrijker dan winnen, want de spelen moesten vooral verbinden. En ook socialiseren. In het spel leert men immers ook te verliezen, een handige vaardigheid voor het leven.
Helaas, de tijden zijn veranderd, zeggen de professoren in de podcast. Topsport heeft vandaag de dag veel elementen van spel verloren:
- De onzekerheid, zo belangrijk voor spel, wordt tot een minimum gereduceerd. Er is een hele wetenschap rond de sport ontstaan, alles wordt gemeten en gemonitord.
- Is het nog een vrije ruimte als er zoveel training en discipline (en doping) nodig zijn?
- En vooral: sport dient steeds meer een ander doel. Politiek bijvoorbeeld, en zeker economisch.
Waar de Olympische Spelen aanvankelijk een duidelijke ethische lading hadden (sportief zijn, fair play, verbroedering) nemen sponsors en politici steeds meer het roer in handen. De vrijblijvendheid en het recht om te verliezen zijn verdwenen in de topsport, en ook steeds meer in de amateursport.
Het spel, een paradis perdu?
De Olympische Spelen begonnen als een spel, maar hebben dat paradijs verloren. Het is echter heel belangrijk dat de eigenschappen van een spel, zoals Huizinga die benoemde, in andere spelen behouden blijven. Want net die vrijblijvendheid en onzekerheid van het spel zijn nauw verbonden met de Europese cultuur. Spelen is niet voor niets een van de voornaamste rechten van het kind.
Zelf luisteren?
- De eerste aflevering gaat over de types van spel.
- De tweede gaat dieper in op het gokspel (hier niet besproken).
- De derde zoomt dan in op de Olympische Spelen.
Foto: Bo Zhang via Unsplash