Hoe maakt u uw meetinstrument top?
In elke onderzoeksmethode wordt een meetinstrument gebruikt: een vragenlijst, een gespreksleidraad. Als zo'n instrument inhoudelijk en vormelijk goed opgesteld wordt, levert het betrouwbare informatie over uw onderzoeksvraag. Maar hoe doet u dat? Check volgende elf punten af en uw meetinstrument wordt top.
1. Het meetinstrument dekt de evaluatievragen
Formuleer de vragen op zo’n manier dat u te weten komt wat u wil weten. Verzamel enkel informatie die nodig is. Veel info is leuk, maar geeft extra werk aan de invuller en geeft geen antwoord op de evaluatievragen.
- Doe niet: ‘Wat is uw naam en adres?’
- Doe wel: ‘Deze vragenlijst is anoniem. Wil u graag op de hoogte gehouden worden van dit onderzoek, geef dan hier uw e-mailadres. Dit e-mailadres zal enkel dienen om u updates te sturen over het onderzoek en zal nooit gepubliceerd worden of in verband gebracht worden met uw antwoorden.’
2. Het instrument is geschikt voor mijn respondenten
Online vragenlijsten zijn bijvoorbeeld minder geschikt voor kwetsbare groepen of ouderen. Een telefonisch interview afnemen bij jongeren kan tot weinig deelname leiden. Ga na of de respondenten bereid zijn om via uw meetinstrument antwoorden te voorzien.
3. Het instrument is zo betrouwbaar mogelijk gemaakt
Betrouwbaarheid betekent dat u bij herhaling van de dataverzameling gelijkaardige resultaten zou bekomen. Worden de vragen door alle respondenten op dezelfde manier begrepen?
TIP: U moet niet steeds het warm water uitvinden. Er bestaan al heel wat vragenlijsten en uw onderzoeksvraag is mogelijk al eens gesteld. Ga daarom op zoek, online of bij gepubliceerde onderzoeken, naar bestaande vragenlijsten. Hiervan gebruikmaken, maakt bovendien vergelijking doorheen tijd en ruimte mogelijk.
4. Het instrument meet wat het moet meten (validiteit)
Geven de antwoorden die de respondenten geven ook een antwoord op uw evaluatievraag? Of had u toch antwoorden in een andere richting in gedachten? Ga na of wat u bedoelt met de vraag ook zo wordt begrepen door de respondenten.
- Doe niet: ‘Vul uw postcode in.’
- Doe wel: ‘Vul de postcode in van de plaats waar u (het meeste van uw tijd) werkt.’
5. De inhoud van de vragen is eenvoudig, duidelijk en begrijpelijk
Vermijd abstracte begrippen en blijf niet te algemeen of theoretisch spreken. Beschrijf alles eenvoudig en focus op concrete zaken. Kennen de respondenten alle woorden die u gebruikt? Vermijd dus ook vakjargon.
- Doe niet: ‘Bent u tevreden over de recreatieve voorziening in uw woonplaats?’
- Doe wel: ‘Hoe tevreden bent u, op een schaal van 1 tot 10, over het aantal speelpleinen in de gemeente waar u woont?’
6. De vragen zijn eenduidig en eendimensionaal
Stel één vraag per keer. Vaak willen we teveel weten in een keer. De respondent is dan verward en gaat op slechts één deel van de vraag antwoorden, zo missen we informatie. Splits de vragen dus op.
- Doe niet: ‘Was je tevreden over de opkomst en heb je de indruk dat je de juiste doelgroepen hebt bereikt?’
- Doe wel: ‘Was je tevreden over de opkomst?’ en ‘Heb je, naar eigen aanvoelen, de beoogde doelgroepen bereikt?’
7. Formuleer zonder aannames of waardeoordelen
Maak de vragen niet suggestief. De vraag mag het antwoord van de respondent niet beïnvloeden (dit noemen we ook wel eens sociaal-wenselijke antwoorden).
- Doe niet: ‘Zou u ook, net zoals vele andere musea, graag inzetten op meer inclusieve activiteiten voor kinderen en jongeren?’
- Doe wel: ‘In welke mate plant u in de toekomst in te zetten op inclusieve activiteiten voor kinderen en jongeren?’
8. Hou de vragen kort en helder, maar ook volledig
Beperk u tot wat u echt wil weten, extra informatie kan alleen maar afleiden. MAAR ... bevat de vraag een moeilijk woord (een vakterm)? Dan kan een definitie toevoegen handig zijn (bijvoorbeeld via een ‘informatie-icoontje’). Zorg er ook voor dat u alle mogelijke antwoordcategorieën vermeldt. Kan elke deelnemer zijn of haar ei kwijt in de vragenlijst? (Doe dit desnoods via een extra vraag voor bijkomende opmerkingen.)
- Doe niet: ‘Erfgoeddag 2023 vond plaats op zondag 23 april van 10 tot 18 uur en handelde over het thema ‘Beestig’. Meer info? Ga naar erfgoeddag.be. Ben je tevreden over de voorbije editie van Erfgoeddag? Ja, omdat ...’
- Dit gaf extra promotie voor onze erfgoedorganisatie.
- We een nieuwe soort activiteit konden uittesten.
- We een nieuwe samenwerking konden aangaan.
- Andere: …
- Doe wel: ‘In welke mate ben je tevreden over de voorbije editie van Erfgoeddag?
- Helemaal niet tevreden
- Eerder niet tevreden
- Eerder wel tevreden
- Helemaal tevreden
- (indien ‘niet tevreden’) Waarom ben je niet tevreden over de voorbije editie van Erfgoeddag?
- (indien ‘wel tevreden’) Waarom ben je wel tevreden over de voorbije editie van Erfgoeddag?
9. De volgorde van de vragen is goed
Breng structuur aan in uw vragenlijst of gesprek. Hierbij is het best als u gaat van algemeen naar specifiek, een inleiding – midden – slot. Begin ook met algemene en niet-bedreigende vragen. Nadien komen meer specifieke of meer persoonlijke vragen aan bod.
- Doe niet: ‘Bedankt dat u onze vragenlijst wil invullen, uw input zal ons veel waardevolle informatie opleveren. Wat is uw maandelijks gezinsinkomen?’
- Doe wel: ‘Bedankt dat u onze vragenlijst wil invullen, uw input zal ons veel waardevolle informatie opleveren. We starten deze vragenlijst met enkele vragen over uzelf.
- In welk jaar bent u geboren?’
10. De lay-out van de vragen is goed
Voorzie voldoende witruimte. Zorg er dus voor dat het er aantrekkelijk maar professioneel uitziet. Maak gebruik van duidelijke titels en nummering van de vragen.
- Doe niet: ‘De inhoud van de vorming voldeed aan mijn verwachtingen’. - helemaal oneens/eerder oneens/noch eens, noch oneens/eerder eens/helemaal eens (omcirkel wat past)
- Doe wel:
11. Test het instrument uit bij de doelgroep of collega’s
De beste manier om al de bovenstaande tips in de praktijk om te zetten? Test uw vragenlijst. Ga bij enkele potentiële respondenten na wat ze vinden van uw vragenlijst. Hou daarbij rekening met alle voorgaande zaken.