Wat zijn de voornaamste bouwfysische vereisten?

Stadsdepot Dordrecht. Foto: © Provincie West-Vlaanderen, fotograaf: Annelies Anseeuw

De constructie van een collectiegebouw, nieuw of bestaand, vormt een eerste buffer tegen mogelijke invloeden vanuit de buitenwereld. De condities in het gebouw hangen daarbij in eerste instantie sterk af van de bouwfysische kwaliteit van de gebouwschil: muren, vensters, dak, vloeren enz. Daarnaast kunnen ook ingrepen op het vlak van inrichting de klimaatomstandigheden in het gebouw sterk beïnvloeden. 

  • Belangrijk is dat de gebouwschil van goede kwaliteit is en voldoet aan de juiste bouwfysische vereisten. Aanpassingen aan de constructie gebeuren bij voorkeur duurzaam en ecologisch verantwoord.
  • Bepaal de gebouwklasse waartoe uw collectiegebouw behoort. Ga vervolgens aan de slag om de constructie zo goed en zo duurzaam mogelijk aan te passen aan de noden van het publiek, medewerkers en de collectie. Zorg ervoor dat u binnen de perken van de beschikbare middelen blijft.
  • Ook op de inrichting van ruimtes kunt u passief of actief ingrijpen. Passief ingrijpen houdt in dat de gebouwschil van een zodanige kwaliteit is dat verbeteringsingrepen eenmalig kunnen gebeuren: een betere dichting, wanden en vloeren gladschuren, coatings aanbrengen, enz. Het belang van actieve ingrepen (zoals het plaatsen van klimaatinstallaties, verwarming, enz.) hangt sterk af van de kwaliteit van de constructie en de gestelde klimaateisen.

Een collectiegebouw moet bouwtechnisch in orde zijn. Het spreekt voor zich dat een goed gebouwd en onderhouden gebouw mens en collectie beter beschermt tegen invloeden van buitenaf dan een gebouw met fysische gebreken.

Bouwschil

De schil van het collectiegebouw beschermt de inhoud tegen externe factoren. Als de bouwschil niet water- en winddicht is, kan dat het binnenklimaat sterk beïnvloeden. De schil wordt het meest door het buitenklimaat belast aan de kant van de overheersende windrichting.

Welke invloed de kwaliteit van de bouwschil heeft op het binnenklimaat kan vrij makkelijk worden vastgesteld.

  • Meet een jaar lang de heersende temperatuur en relatieve vochtigheid in de ruimtes in het gebouw.
  • Vergelijk deze meetgegevens vervolgens met de beschikbare informatie over de weersomstandigheden gedurende diezelfde periode buiten. Dit kunt u onder meer doen door buiten aan het gebouw meetapparatuur te voorzien. Of door de beschikbare data over de weersomstandigheden in uw gemeente te raadplegen op de website van het KMI.

Een vergelijking van beide datasets levert interessante resultaten op over de heersende klimaatcondities. Bovendien helpt het u om te bepalen of (en in welke ruimtes) de bouwschil eventueel aan renovatie(s) toe is. Het spreekt voor zich dat de directe invloed van de weersomstandigheden buiten op het binnenklimaat duidelijker zullen zijn in ruimtes met buitenmuren, dan in ruimtes die in het midden van het gebouw gelegen zijn. 

Vloeren, wanden, plafonds: de ideale situatie

  • Vloeren, wanden en plafonds zijn glad afgewerkt, zodat ze geen stof aantrekken en makkelijk te reinigen zijn. Ze zijn bovendien waterdicht uitgevoerd en zijn zo horizontaal en recht mogelijk, onder meer met het oog op het gebruik van transportkarretjes e.d.
  • Vloeren, wanden en plafonds zijn ook vrij van indringend vocht en vertonen geen condensvorming, bij gelijk welke weersomstandigheden. Het gebouw is uitgerust met een continu verzekerde afvoer van hemelwater (regen) en is zodanig ingericht dat bij een leidingbreuk of andere vorm van wateroverlast (overstroming, brandwater enz.) water niet kan doordringen in lagergelegen ruimtes.
  • De gebruikte bouw- en afwerkingsmaterialen scheiden geen stof, partikels of schadelijke gassen af. Ze zijn ook zodanig gekozen dat ze bij brand zo weinig mogelijk giftige of irriterende gassen, rook of roet veroorzaken.
    • TIP: breng een coating aan op betonnen muren, vloeren en plafonds in uw depot. Gebruik hiervoor een product dat ademt in één richting en water afschrikt in de andere richting, bv. Globaprim Hydrofix.
  • In ruimtes waar collectiestukken bewaard, gepresenteerd of behandeld worden lopen liefst zo weinig mogelijk doorvoerende leidingen, d.w.z. kabels, leidingen of kanalen die dienst doen als voedings- of afvoerleiding voor voorzieningen in andere ruimtes op dezelfde of een andere verdieping (bv. centrale verwarming, sanitair e.d.). Elke doorvoerende kabel, leiding, of kanaal brengt immers risico's met zich mee: een water- of afvoerleiding kan breken, een verwarmingsbuis kan de temperatuur in de winter te hoog doen oplopen enz.
  • In de ruimtes waar het overgrote deel van de collectie wordt bewaard (depots) moet ook rekening gehouden worden met de draagkracht of maximale (punt)belasting van de vloeren. Laat bij twijfel het draagvermogen van de vloeren berekenen door een gekwalificeerd bouwkundig ingenieur of architect. Afhankelijk van de soort rekken, hun hoogte en het maximale gewicht van de collectie, moet worden uitgegaan van*:
    • een draagvermogen van minstens 7,2 kN/m2 (kilonewton per vierkande meter) of ca. 750 kg/m2 voor depots met vaste rekken of kasten;
    • voor opslagruimtes van archieven, bibliotheekcollecties en tijdelijke opslag van verpakkingsmateriaal kan dit oplopen tot 13,2 kN/m2 of ca. 1.400 kg/m2;
    • een draagvermogen van minstens 21,5 kN/m2 of ca. 2.200 kg/m2 voor depots met mobiele rekken (high-density) en grote, zware objecten.

* Bron: ICCROM RE-ORG. A method to reorganize museum storage III. Additional Resources. s.l., 2017, p. 12.

Vensters

In depotruimtes waar collectiestukken permanent worden bewaard, zijn in principe geen vensters toegestaan. Dit omwille van mogelijke lichtschade, algemene veiligheid, brandveiligheid en klimaatcontrole. Nadelen van de aanwezigheid van vensters in deze ruimtes zijn:

  • ze laten uv-straling door die de collectiestukken kan beschadigen;
  • ze bieden meer toegangsmogelijkheden voor inbrekers;
  • ze kunnen bij brand barsten en zo de brand aanwakkeren;
  • ze bemoeilijken het behoud van een stabiel klimaat (temperatuur en luchtvochtigheid) in de depotruimtes;
  • als ze open staan kan ongedierte naar binnen komen.

Wanneer u een bewaarruimte inricht in een bestaand gebouw kiest u daarom best voor ruimtes met weinig of geen ramen.

In 2016 regende het binnen in het Jubelparkmuseum. Foto: © Marc Baert
Een vochtprobleem in de muur. Foto: © Vlaamse Gemeenschapscommissie
Watervoerende leidingen in het depot. Foto: © Vlaamse Gemeenschapscommissie