Reactie van het steunpunt

Op 26 oktober 2011 vond een spoeddiscussie plaats in het Vlaams Parlement over enkele effecten van het Cultureel-erfgoeddecreet van 2008. Er is iets aan de hand, een sinds 2008 te voorspellen onweer waarbij slachtoffers kunnen vallen. Een bijkomend gevaar is dat iedereen plots niet alleen aan (ge)zichtsverlies, maar ook aan geheugenverlies leidt. Paraplu’s gaan open en dan is het snel zoeken naar een bliksemafleider. In bijlage zet FARO enkele overwegingen pro memorie op een rij: recht op duiding en uitleg.

Het huidige Cultureel-erfgoeddecreet van 2008 betekende enerzijds het samenbrengen van vroegere decreten (het Decreet volkscultuur van 1998, het Cultureel-archiefdecreet, het Erfgoeddecreet van 2004) en anderzijds een heel nieuw referentiekader voor het cultureel-erfgoedbeleid. Het daaraan voorafgaande Erfgoeddecreet van 2004 was al een eerste synthese. Toen werd door de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement beslist de sector volkscultuur (decreet 1998) niet mee te nemen in de beweging wegens de kleinschaligheid en kwetsbaarheid van de sector (zie de Memorie van toelichting uit 2004), omdat het voor de betrokken kleine landelijke organisaties nog veel te vroeg was en heel deze zich langzaam professionaliserende en ondergesubsidieerde sector kon weggeveegd worden bij de inpassing in het Erfgoeddecreet.

In de aanloop naar het Decreet van 2008 werd het roer omgegooid en werden de volkscultuurorganisaties plots wel meegenomen in de erfgoedbeweging. Het Decreet voorzag voor die organisaties een mogelijke overstap in het Decreet tot eind 2011: NU dus. Iets gelijkaardigs geldt voor het Archiefdecreet. Het probleem of de uitdaging is dat al die decreten andere spelregels, doelstellingen en criteria voorzien en dat organisaties zich moeten heruitvinden: het verleden loslaten, de functies, doelstellingen of zelfs de organisatievorm herdenken, bijvoorbeeld als (al dan niet tijdelijk) expertisecentrum. Er was geen naadloze of pijnloze overgang voorzien door de makers van het Decreet (Vlaams Parlement en Regering), waarbij de werkzaamheden gewoon konden voortgezet worden. Tijdens de schemerzoneperiode van de voorbije drie jaar waagden diverse organisaties een poging om onder dezelfde hoedanigheid verder te gaan en als dusdanig erkend te worden in het nieuwe Decreet. Ze werden afgewezen. Sommige organisaties zoals Het Firmament, tapis plein, Volkskunde Vlaanderen, CAG, Heemkunde Vlaanderen, de Vlaamse Volkssportcentrale (Sportimonium) bijvoorbeeld lukten wel in die transformatie en overgang. Andere organisaties kregen een negatief advies, maar konden genieten van het vangnet van het Decreet volkscultuur tot en met 2011. Vanaf 2012 is het echter zonder vangnet: en nu zou het onweer kunnen losbreken. Iedereen verschijnt nu opnieuw aan de start, in een gewijzigd veld, waarbij iedereen samen moet springen.

Het kernreferentiekader van de sector volkscultuur is deels verdwenen, maar op 17 december 2010 werd een nieuw en aantrekkelijk en bijkomend referentiekader aangeboden door minister Schauvliege: de visienota immaterieel erfgoed, waarbij we iedereen uitnodigen om in het bijzonder de pagina’s 19 tot 21 te herlezen. Begin 2010 waren er al duidelijke signalen dat het Cultureel-erfgoeddecreet met andere spelregels werkte dan de vroegere decreten en dat de tijd van kleinschalige organisaties voorbij was: kritische massa bereiken, clusteren en doelen kiezen. FARO kreeg de taak om iedereen op die evoluties te wijzen, gesprekken te voeren. FARO heeft in 2010 en 2011, samen met de administratie en het kabinet, alle organisaties expliciet gewezen op het feit dat er een overgang moest gemaakt worden naar het nieuwe Decreet. Sommige organisaties waren de voorbije jaren reeds geëvolueerd van een ledenorganisatie naar een expertisecentrum, maar andere hebben nog sterk de kenmerken van een sociaal-culturele vereniging. Naast de organisaties volkscultuur die vanuit het Decreet volkcultuur overkwamen, werden ook nieuwe organisaties erkend als expertisecentra: het veld was in volle evolutie en er was geen groot klaarliggend plan in 2010 (de visienota kwam er pas in december van datzelfde jaar). De verantwoordelijkheid ligt ook deels bij de besturen van verenigingen die wel door de decreetgever uit 2008 gevraagd werden de band met het niet meer functionerende Decreet uit 1998 los te laten en een nieuw voorstel te doen, maar er soms – volkomen begrijpelijk en legitiem – voor opteerden om, ondanks de afwijzing bij eerdere pogingen, nu toch een continuïteitsplan in te dienen. Het is niet gemakkelijk het levenswerk te laten opgaan in grotere gehelen, alle smeekbedes ten spijt. Het grote gevaar was en is dat heel de werking en het aandachtsveld van de sector volkscultuur zoals die in het Decreet van 1998 werd ondersteund nu fijngemalen en weggevaagd wordt, iets wat we als steunpuntmedewerkers die dit veld al tien jaar met veel enthousiasme en zorg ondersteunen zeer zouden betreuren. Enkele organisaties hebben wel de kans gegrepen om in te spelen op de nieuwe kaders (visienota, Decreet, uitdagingen …), in de hoop dat administratie, Kabinet en adviescommissie de uitzonderlijke situatie zouden zien, begrijpen en meedenken.

De huidige situatie, namelijk de botsing tussen diverse “decretale logica’s”, is dus heel uitzonderlijk en zal zich wellicht verder niet meer voordoen. Het is al te gemakkelijk om nu bijvoorbeeld een steunpunt of een minister aan te vallen, terwijl de verantwoordelijkheden heel verdeeld liggen. Bij uitbreiding is er trouwens een groter probleem, namelijk dat de cultureel-erfgoedsector een ondergeschoven kind blijft en dat de grote inhaalbeweging er nog niet gekomen is (zie het PRISMA-onderzoek). Ook hier mag een parlementair debat over gevoerd worden en kunnen partijen en politici hun verantwoordelijkheid nemen, bijvoorbeeld naar 2020 toe.

Als in de loop van de volgende weken beslissingen bekend zullen worden, blijft iedereen hopelijk het hele plaatje zien, lijdt er niemand aan geheugenverlies en worden alle verantwoordelijkheden (van organisaties zelf over bijvoorbeeld administratie tot de parlementsleden die het Decreet in 2008 gestemd hebben) goed gezien. Het debat in het Vlaams Parlement op 26 oktober 2011 naar aanleiding van de actuele vraag van de heer Bart Caron tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,  was interessant en terecht maar erg onvolledig. Het bredere plaatje en de verantwoordelijkheid van de decreetgevers zelf mag ook in rekening gebracht worden. De minister stipte zelf aan: “We moeten daar lessen uit trekken en ervoor zorgen dat er duidelijke communicatie is tussen het steunpunt, de trajecten die worden uitgetekend en de beoordelingscommissies. Ik vond het zelf ook heel onrechtvaardig.” Dit laatste vinden we met het steunpunt ook, maar er worden misschien enkele actoren vergeten, gaande van parlementsleden, administraties en organisaties zelf, en de wrijving tussen decretale kaders. En kan het nog met overgangsmaatregelen verzacht worden?

Ja, sommige negatieve beslissingen zouden voorspelbaar kunnen zijn en ja, sommige afwijzingen zoals die van de kersverse winnaar van de Cultuurprijs voor Cultureel Erfgoed 2010-2011 zouden onbegrijpelijk en uiterst onrechtvaardig zijn. Ja, niet alleen de timing maar ook de procedure van advisering mag verbeterd worden. En ja, er mag gekeken worden naar de (ongewenste) effecten van het botsen van decretale logica’s. Laat ons duidelijk zijn, de sector, de advies- en beoordelingscommissies, de beleidsmakers en de politici mogen kritisch evalueren. Het stond sinds 2008 in de sterren geschreven dat 2011 het uur der waarheid is voor heel de kwetsbare sector volkscultuur en de thema’s waarrond deze sector werkt. (We attenderen er tussendoor ook graag op dat uit het bevolkingsonderzoek in het net geciteerde PRISMA-onderzoek blijkt dat er uitgerekend voor deze thema’s bij de bevolking een heel groot draagvlak bestaat.). Het steunpunt kan alleen uitnodigen (desnoods op de blote knieën) tot handelen.

Marc Jacobs, directeur van FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed