De uitbesteding: een slavenmarkt van oude, arme blanken

Vandaag horen we geregeld alarmerende berichten over ouderen die in armoede leven. Dit is jammer genoeg geen nieuw verschijnsel. Zeker in de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw waren ouderen uit de lagere klassen een erg kwetsbare groep. Zij waren niet meer in staat om te werken en pensioenvoorzieningen ontbraken. Als ze niet konden terugvallen op de zorg van hun (klein)kinderen, waren deze ouderen veelal aangewezen op de armenzorg. In heel wat kleinere gemeenten wenkte de ‘uitbesteding’. Die begon heel vaak met een ‘toonmoment’ van de waar…

In heel wat kleinere gemeenten ontbraken meestal rusthuizen of andere voorzieningen voor ouderen. Voor de armenbesturen zat er dan vaak niets anders op dan hun zorgbehoevende ouderen onder te brengen bij pleeggezinnen. Deze pleeggezinnen deden dat niet alleen uit liefdadigheid. Zij kregen een vergoeding. Bovendien mochten zij de ouderen nog wat lichte arbeid laten verrichten in het huis of het platteland.

Deze praktijk heette ‘uitbesteding’ en werd tot in de vorige eeuw toegepast in grote delen van België, Nederland en Frankrijk. Voor de ouderen in kwestie was een lot als bestedeling allerminst ideaal. Zij konden terechtkomen bij gezinnen die ze niet kenden, soms ook mijlenver van huis. Controle op de kostgevers was er nauwelijks.

Frappant is vooral de manier waarop de ouderen werden toegewezen aan de kostgevers. In de meeste dorpen was het de gewoonte dat het Armenbestuur de bestedelingen eerst ‘toonde’ op een publieke plaats, meestal een herberg of een dorpsplein. Kandidaat-kostgevers konden zo schatten welk profijt deze ouderen hen nog konden opleveren. Het kostgeld werd vervolgens bepaald door een vernederend spel van vraag en aanbod. De kandidaat-kostgever noemde de prijs waartegen hij de pauper wilde verzorgen. Waren er meerdere geïnteresseerden, dan moest hij zijn prijs verlagen. Het Armenbestuur liet de kandidaat-kostgevers zo tegen elkaar afbieden. Uiteindelijk wees het de oudere toe aan diegene die bereid was hem tegen het laagste bedrag in huis te nemen.

Het hoeft niet gezegd dat deze praktijk heel wat tegenstanders kende. Vooral tegen het einde van de 19e eeuw trokken filantropen en sociaalvoelende kunstenaars van leer tegen de uitbesteding van ouderen. De bekende romancier August Snieders omschreef de uitbesteding als een slavenmarkt van blanken, “en nog wel van machtelooze, kleine of afgeleefde en gebroken oude blanken” (uit de roman In ’t Vervallen huis). Ook sommige ambtenaren van de openbare onderstand ervoeren deze praktijk als een schande: “de uitbesteding der oude lieden is wel de ondankbaarste vereffenning voor een levenslange arbeid”, aldus een Antwerpse armenbezoeker in 1893. Toch duurde het nog tot aan het begin van de 20e eeuw eer deze praktijk de wereld uit was en vervangen was door andere en meer menswaardige vormen van onderstand.

Leestips:
Haal hieronder het volledige artikel "Zo ziek, zo oud en zo alleen. De uitbesteding van behoeftige ouderen in en om Antwerpen (1811-1910)" van Gregory Vercauteren op, verschenen in Bijdragen tot de Geschiedenis, in 2005. Of nog, "De zorg voor behoeftige ouderen te Antwerpen in de negentiende eeuw", in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 31 (2001) 1-2, p. 253-281, eveneens hieronder op te halen.

Vrije tags
Armoe troef
Erfgoeddag 2011
sociale wantoestanden
armenzorg