De Bedelaarsopera…

… Waarin we kennismaken met een heler en een beroepsverklikker die zijn beroep graag mag vergelijken met dat van een eerbiedwaardige advocaat; ook al is die voor zijn inkomen afhankelijk van de misdaad. […] Waarin twee honden vechten om een been dat echter al ruimschoots besproken blijkt. Waarin een man de galg verkiest boven een harem. En waarin alles toch nog goed komt… omdat dat zo hoort. Sinds de première van de ‘Beggar’s Opera’ in januari 1728 is het stuk uitgegroeid tot een enorm succes.

De auteur, John Gay (1685 – 1732), was een Engelse dichter en dramaturg. Zowel door de keuze van het onderwerp als de personages, situeerde Gay het stuk in zijn eigen tijd, het Londen van het eerste kwart van de 18e eeuw. ‘The Beggar’s Opera’- letterlijk, de Bedelaarsopera – is een bizarre wereld, bevolkt door  dieven, helers, hoeren, struikrovers en ander rapalje, die zich met geweld, afpersing, diefstal en omkoperij proberen staande te houden. Fijne manieren, pruiken en porseleinen beeldjes zijn veraf in dit stuk. Gay toonde het rauwe leven op de straat. De chroniqueur van het grootstedelijke Londen uit die periode was de schilder-graveur William Hogarth. Dit was een van de vaandeldragers van de zogenaamde ‘satire-industrie’. De ‘comicals’ van onder meer zijn hand werden door de overheid gezien als subversief, gevaarlijk voor de gevestigde orde en beledigend.

Gay schetste daarbij niet enkel op een groteske manier de volslagen corrupte moraal van de onderwereld, maar hield ook de politiek en het grootkapitaal een spiegel voor. Hij vergeleek daarbij  de regerende klasse met de onderwereld. “Wie er met zijn hoofd bij was; heeft gezien dat er een eigenaardige overeenkomst is tussen de manier van leven van de zogenaamde betere kringen en de kringen van, hoe zal ik het uitdrukken… van het milieu. Die overeenkomsten zijn zelfs zo groot dat het moeilijk te zeggen is wie wat is,” besluit een van de personages op het einde van het werk.

Daarnaast richtte Gay ook zijn pijlen op de toenemende invloed van de Italiaanse opera, die met Georg Friedrich Händel een grote pleitbezorger in de hoofdstad had. Twee dagen voor de première gaf John Gay aan de in Engeland verblijvende Duitse componist Johann Christoph Pepush de opdracht om ‘De Bedelaarsopera’ met muziek op te luisteren. Pepush, die kantates, concerti en kamermuziek componeerde, schreef in allerijl een ouverture en bewerkte een rist populaire deuntjes. Daarnaast gebruikte hij fragmenten uit partituren van Purcell en uit opera’s van Händel. ‘De Bedelaarsopera’  vormde voor Bertolt Brecht en Kurt Weill de inspiratiebron voor hun befaamde ‘Dreigroschenoper’ uit 1928.

Breng op Erfgoeddag ‘De Bedelaarsopera’ (of de verwante ‘Driestuiversopera’) terug op de planken, en voorzie er ook de nodige historische context bij.

Leestips:
- BLOOM (Harold), John Gay’s The Beggar Opera. Modern critical interpretations, New York, Chelsea House, 1988, 143p. Bekijk voor een sfeerbeeld het YouTube-filmpje hieronder, van de gelijknamige film uit 1953. Of bekijk het filmpje via de toegankelijke YouTube-player.

Afbeeldingen:
(bovenaan) Affiche van ‘De Bedelaarsopera’, van de gelijknamige productie van Het Zuidelijk Toneel, uit het seizoen 1993-1994. Foto © Erwin Olaf
(onderaan) ‘A Rake’s Progress’, 1755, door William Hogarth (1697-1764). Deze gesofisticeerde, satirische prent, maakte deel uit van een verhaal dat in een narratieve geheel werd gebracht.


Vrije tags
theater
Erfgoeddag 2011
industriële revolutie
bedelarij
sociaal-artistieke projecten
gevangenis