Armen aan het werk! De casus Leuven

Regelmatig horen we in het nieuws cijfers over de werkloosheid in ons land. De overheid tracht het probleem aan te pakken door mensen te stimuleren om werk te zoeken. Een recent fenomeen? Absoluut niet. Reeds in de 16e eeuw stelden de humanisten dat het gebrek aan arbeid de voornaamste oorzaak van armoede was. Het was volgens hen de taak van de overheid om werk te verschaffen. Onder invloed van dit idee, ontstonden de eerste tucht- en correctiehuizen waar arbeidsdwang werd gecombineerd met opsluiting. De armen zouden hier door het werk sociaal en moreel ‘heropgevoed’ worden.

Het concept van werkverschaffing werd op het einde van de 18de eeuw verder uitgewerkt door de Franse staatsman Turgot, die Ateliers de Charité of Werkhuizen van Weldadigheid oprichtte. Mensen konden er tegen een laag loon arbeid verrichten. De nadruk lag echter niet meer op de opsluiting van de armen, maar wel op het aanbieden van hulp. Volgens de Déclaration des droits de l’homme et du citoyen (1789) was dit immers een belangrijke taak van de samenleving. "L'assistance par le travail" werd het credo, vanuit de overweging dat "ce n'est pas le defaut de biens qui constitue la pauvreté. C'est le defaut du travail". Tijdens de Franse bezetting van onze gebieden werden er ook hier Werkhuizen van Weldadigheid opgericht. Dit was o.a. het geval in Antwerpen, Brussel, Gent, Mechelen, Tienen, Turnhout, Hoei, Luik en Bergen. In 1802 werd er ook een instelling in Leuven geopend.

 

Arbeid als oplossing

In het begin van de 19e eeuw had de stad Leuven te kampen met een groot armoedeprobleem. De sluiting van de universiteit, de doortocht van Franse soldaten, de gedwongen leveringen en de economische malaise waren nefast geweest voor de stad. In 1817 schreef een toenmalige kronikeur: "Men segt dat der arme menschen syn die pataet schillen in de huysen gaen vraegen om die te eten, soo veel arme menschen gelyck der tegenwoordig syn is ongeloofvelyck soo wel in de stadt als buyten, wat sal het syn eer dat den oost zal daer syn; savents ten half tien of tien uren loopen de arme menschen nog agter de menschen die uyt de herberg komen om een aalmoes”. De oprichting van een werkhuis zou een oplossing bieden. Gezonde Leuvenaars die langdurig werkloos waren, konden er in ruil voor soep en brood textiel produceren. Afhankelijk van de aard van het werk, verdienden sommige armen hiernaast ook een klein loon. Wol, vlas en katoen werden er op pre-industriële wijze verwerkt tot beddengoed en mannen- en vrouwenkledij. De andere Leuvense weldadigheidsinstellingen kochten de eindproducten tegen een lage prijs op en verdeelden ze onder de hulpbehoevenden.

Kinderarbeid was een normale zaak in de 19e eeuw. Ook in het werkhuis werden veel kinderen tewerkgesteld. Vaak werden ze op vraag van de ouders in de instelling geplaatst. Het feit dat de kinderen er dagelijks een maaltijd kregen, was wellicht de belangrijkste drijfveer. Vanaf 1819 ontstond er tevens een nauwe samenwerking tussen het werkhuis en de armenscholen van Leuven. In de meisjesscholen leerden de kinderen breien. De jongens kregen les in het werkhuis zelf, waar ze leerden wol pluizen of spinnen. Brave kinderen konden als beloning een plaats verdienen in de kleermakerij of mochten in de leer gaan bij ambachtslieden in de stad.

Het werkhuis werkte seizoensmatig. Vooral in het najaar en in de winter was de instelling actief. Wanneer er in de zomer arbeidsplaatsen in de landbouw vrijkwamen, werd de productie stopgezet. In crisisjaren kon dit echter voor problemen zorgen. De armen smeekten dan om het werkhuis toch langer open te houden. Zo lieten de armen in 1835 een brief schrijven aan het Armenbestuur: “Ach wat gaen die bedroefde moeders en werklieden, wat… zullen zij aenvangen, de bedelrije is verboden, waer mede zullen zij hunne arme schaepen van kinders het brood versorgen en den nood kan hun veel kwaed verwekken en hun brengen tot alle misdrijf, waer van zij hun tot nog toe door hun handwerk hebben konnen van wederhouden. Zeer agtbaere Heeren ten is niet dat er tot nog toe iets ontbreekt om het fabriek te laeten voords gaen daer daer is nog vlasch genoeg om de spinners te laete spinnen en andere materiaelen om de wevers te laten weven, hoe zoude het dan konne zijn deze arme menschen van gebrek te zien vergaen”. De smeekbeden hadden echter weinig resultaat.

Was het Leuvense Werkhuis van Weldadigheid een bloeiende instelling? Ja, althans wat de evolutie van de armenpopulatie betreft. Het oorspronkelijke aantal van 150 arbeiders bij de oprichting van het werkhuis werd in 1826 reeds verdubbeld. In 1838 werd de kaap van 1000 armen overschreden en in het crisisjaar 1846 werd een triestige piek van 1273 armen bereikt. Deze cijfers tonen duidelijk de armoedeproblematiek in de stad Leuven aan. Het geldtekort bij het Armenbestuur en de stijging van het aantal armen zorgde er echter voor dat de financiële toestand van het werkhuis minder rooskleurig was. In 1866 werd de instelling uiteindelijk gesloten. Men was van oordeel dat de opkomende industrie voldoende kansen op tewerkstelling bood. Ook de andere werkhuizen in het land sloten in deze periode hun deuren. Nadien werden er nooit meer zulke instellingen opgericht.

Nochtans is de discussie over verplichte arbeid tot op heden actueel. Net zoals 200 jaar geleden geldt nog steeds de vraag: kan arbeidsdwang armoede helpen bestrijden?


Leestips
:
VLEUGELS (C.), Armoede Bestreden. Het Werkhuis van Weldadigheid in het Leuvense Van Dalecollege. 1802-1866. Salsa!-cahier 5. Leuven, 2007.
ABELSHAUSEN (M.) De Werkhuizen van Weldadigheid te Antwerpen (1802-1850). Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, Departement Geschiedenis, 1981.

Afbeeldingen:
- Foto van oude vrouwen in de schuilplaats in het Van Dalecollege. (c) Collectie Stadsarchief Leuven.
- Zicht op het Van Dalecollege, waar het werkhuis was gevestigd. (c) Collectie Stadsarchief Leuven.
- Staaltjes van stoffen die in het werkhuis werden geproduceerd. (c) Rijksarchief te Leuven, Fonds Openbare Onderstand
Met onze hartelijke dank aan Caroline Vleugels voor deze tekst.

Vrije tags
Erfgoeddag 2011
industriële revolutie
liefdadigheid
armenzorg