21 juli: o dierbaar België

Morgen viert België zijn nationale feestdag met toespraken, een parade voor het koninklijk paleis en vuurwerk. Nationale feestdagen herdenken meestal een heroïsche episode uit het nationale verleden. Concreet kan dit stukje geschiedenis bijna alles zijn: een veldslag, het uitroepen van de onafhankelijkheid, de kroning of inhuldiging van een vorst, de geboorte of dood van een nationale held. Maar wat wordt er precies op 21 juli herdacht?

Terug in de tijd. De Belgische Revolutie van 1830 kende jarenlang  heel diverse lezingen. Afhankelijk van je positie kreeg deze geschiedenis een lichtjes andere invulling. De terugblik van Belgen (de ‘overwinnaars’) op de gebeurtenissen verschilde sterk van de Nederlandse lezing (‘de verliezers’), of nog, de Luxemburgers, Brusselaars, Walen en Vlamingen, katholieken, liberalen en socialisten. Objectiviteit en respect voor de historische bronnen waren hierbij van ondergeschikt belang, want de reflectie op het verleden moest in de eerste plaats de eigentijdse politieke overtuiging dienen. De nationalistische of ideologische bril kleurde, verdraaide en vereenvoudigde lange tijd de feiten. In de cultus van de revolutie zaten de helden van de Revolutie op de eerste rij.


Martelaren

Aanvankelijk werd de feestdag van de jonge staat niet op 21 juli gehouden. Zo speelde de herdenking van de ‘Septemberdagen’ een belangrijkere rol. Als nationale feestdag paste deze feestelijke herdenking in een bredere omgang met het nationale verleden. Het bezit van een eigen, roemrijk verleden gold als een absolute noodzaak voor de legitimatie voor het bestaan van België.  Het nieuwe Belgische identiteitsdiscours beschouwde de nationale geschiedenis immers als een aaneenschakeling van ‘vreemde overheersingen’, waartegen de vrijheidslievende Belgen zich steeds hadden verzet. De ‘eeuwenlange vrijheidsstrijd’ begon bij de ‘Oude Belgen’ en werd voortgezet door historische helden als Breydel en De Coninck, Van Artevelde en Egmont en Hoorn.

Het Martelaarsplein in Brussel was zonder twijfel dé ontmoetingsplaats voor de cultivering van de overleden vrijheidsstrijders. Reeds op 25 september 1830 besloot de Commission Administrative Provisoire dat de omgekomen revolutionairen op het toenmalige Sint-Michielsplein moesten worden begraven.  Een ooggetuige uit die tijd noteerde:

“Dit is de rustplaats die is voorbestemd om de martelaren van de vrijheid te ontvangen. […] Ongetwijfeld begroet God met een glimlach de triomf van de martelaren die Hij opneemt in zijn schoot… Hemelse engelen, deel uw palmen van de onsterfelijkheid uit en plaats op hun hoofd de aureool van de roem. Neem uw gouden lier en laat uw heilige heerscharen gezangen aanheffen. Laat uw gewijde akkoorden tot in de hemel weerklinken om de verheerlijking van de moed te verkondigen; breng de beroemde helden die zijn neergedaald in het rijk der nevelen naar de eeuwige gelukzaligheid en laat uw goddelijke handen de martelaarskroon plaatsen op de onsterfelijke slachtoffers van Brussel!”

De Septemberfeesten in Brussel, de jaarlijkse hoogmis van het Belgische nationalisme, stonden aanvankelijk volledig in het teken van de martelaars van de Revolutie. Zij hadden het ultieme offer gebracht en konden nog meer dan de andere vrijwilligers rekenen op de dankbaarheid en erkentelijkheid van de natie. Ze werden gehuldigd tijdens de rouwdiensten in de Sint-Goedelekathedraal en de plechtigheden op het Martelaarsplein, waar een herdenkingsmonument voor hen werd opgericht.


Het Nederlandse Gevaar

Dat ‘martelaarsdiscours’ was uiterst functioneel. Het zwaartepunt van de nationale feestdag lag overduidelijk op de herdenking der helden. Tot 1839, wanneer Nederland uiteindelijk België erkende als onafhankelijke buurstaat – niet zonder internationale druk overigens – werd het jonge land voortdurend geconfronteerd met een oorlogsdreiging. Het was essentieel dat de bevolking in die onzekere tijden warm werd gemaakt voor de strijd voor vrijheid en onafhankelijkheid. Martelaars golden als het ideaalbeeld van de Belgische patriot.

Pas toen het Nederlandse invasiegevaar geweken was, kwam er ruimte om een andere invalshoek te benadrukken. Er was overigens ook nog een ander gebeuren dat de politieke gemoederen in Europas beroerde. De revolutiegolf van 1848 plaatste de notie van ‘revolutie’ in een kwalijk daglicht. De overtuiging dat een uitgesproken cultus van de vrijheidsstrijd de bevolking misschien op verwerpelijke ideeën kon brengen, vond steeds meer gehoor. Het duurde echter nog tot mei 1890 vooraleer de nationale feestdag bij wet werd vastgesteld op 21 juli. Het was op 21 juli 1831 dat Leopold I, de eerste Koning der Belgen, de grondwettelijke eed aflegde. Hij zwoer trouw aan de Belgische Grondwet, die door het Nationaal Congres werd uitgewerkt en op 7 februari 1831 werd erkend, alsook aan de Belgische wetten.

Leestip:
- JANSSENS (Jeroen), De helden van 1830. Alle feiten en mythes,  Amsterdam – Antwerpen, Meulenhoff – Manteau, 2005, 205p. Het citaat hierboven is uit dit (uitstekende) boek afkomstig.
- De toespraak van koning Albert II, naar aanleiding van de nationale feestdag van 21 juli 2011.
- Lees ook ons eerder bericht over de Belgische Revolutie.

Bekijk hieronder een YouTube-filmpje met de 'Brabançonne'.

Afbeeldingen:
(bovenaan) Foto met koning Albert II en een portret van Leopold I, eerste koning der Belgen.
(onderaan) Prent met de eedaflegging van Leopold I. Daarnaast: cover van het boek van Jeroen Janssens.

 

Vrije tags
1830
Helden
herinneringscultus
monumenten
martelaar
Belgische Revolutie