Op depotonderzoek in het Ruhrgebied: Münster

Luchtopname van het LWL-Zentralmagazin net na de oplevering. Foto: LWL/Steinweg

FARO-collega’s Tine Hermans en Wouter Lammens trokken met steun van Erasmus+ eind augustus op werkbezoek naar het Duitse Ruhrgebied. Ze bezochten er verschillende erfgoeddepots. In deze blogreeks delen ze hun ervaringen en indrukken. Deze aflevering focust op het splinternieuwe onderkomen voor de talrijke erfgoedcollecties uit Münster en omgeving.

Aan de rand van de vermaarde universiteits- en middeleeuwse Hanzestad Münster verrees enkele jaren geleden een indrukwekkend nieuwbouwdepot. Het is – naar eigen zeggen – het grootste gemeenschappelijk depot van heel Duitsland. Alleen al daarom stond het met stip aangeduid in ons reisprogramma van afgelopen zomer. We ontdekten er naast een weldoordacht depotconcept ook een exploitatiemodel dat strak wordt toegepast. Ontwerp, bouw en ingebruikname van het depot werden gerealiseerd in een recordtijd van minder dan drie jaar. Totale kostprijs: 14 miljoen euro.

Groot, groter, grootst …

De cijfers waar het LWL-Zentralmagazin verder nog mee kan uitpakken zijn ronduit indrukwekkend (LWL staat voor Landschaftsverband Westfalen-Lippe, nvdr). Het gebouw meet 60 x 60 x 12 meter, telt drie verdiepingen en is opgetrokken uit 600.000 kubieke meter beton en 650 ton betonstaal. Er werden zo’n 5,5 kilometer aan datakabels aangelegd. En – niet in het minst – het gebouw is voorzien van maar liefst 10.000 vierkante meter aan opslagruimte, werkplaatsen en technische installaties.

Grote collectiestukken bepaalden mee het ontwerp. Foto: FARO

Al in de ontwerpfase hadden de architecten een duidelijk beeld van de bestaande noden. Extra vierkante meters opslagruimte of details over de grootste en zwaarste collectiestukken: alle relevante info werd op voorhand aangeleverd door de toekomstige gebruikers van het depot. Samen met de duidelijke keuze om een bewaardepot te creëren dat voor het publiek gesloten blijft, bepaalden de collectiegegevens in grote mate mee hoe het depot zijn definitieve vorm kreeg.

Het grootste collectiestuk, een opgezette giraf van 4,70 meter hoog, werd daarom nog tijdens de bouwwerkzaamheden naar binnen getakeld. En de dimensies van de goederenlift in het depot zijn afgestemd op die van het tweede grootste stuk: een opgezette gorilla. De gangbreedte in het depot is dan weer ingegeven door het type elektrische vorkheftruck dat men er zou gaan gebruiken. De vloer op de begane grond heeft een draagvermogen van 1 ton per vierkante meter om zelfs de zwaarste stuken veilig te kunnen herbergen.

Een gedeeld succes

Toen het Zentralmagazin nog volop als concept werd ontwikkeld, kon al meer dan een derde van de voorziene depotruimte eigenlijk meteen ingevuld worden door twee instellingen uit Münster. Het LWL-Museum für Kunst und Kultur was dringend op zoek naar bewaarruimte voor 3.000 van zijn collectiestukken. En het LWL-Museum für Naturkunde had voor maar liefst 2,3 miljoen(!) objecten een nieuw onderkomen nodig.

Van meet af aan wou men in het depot een geschikt onderkomen kunnen bieden voor een brede waaier aan soorten erfgoedverzamelingen. Ook al bleek dat best een uitdaging omdat bij de opening nog niet alle toekomstige gebruikers gekend waren. Daarom is maximaal ingezet op een helder, maar algemeen concept dat nog geen rekening hield met de latere indeling of invulling van de depotruimtes die nog niet op voorhand waren besproken. Zo werden de betonnen pijlers die de gewelven dragen louter vanuit bouwkundig standpunt zo economisch mogelijk ingeplant. En zijn overal in het gebouw op regelmatige afstand van elkaar technische kokers voorzien met de nodige leidingen, ventilatiebuizen en aansluitingen om – indien later gewenst – het bewaarklimaat met behulp van extra apparatuur helemaal op maat van een bepaalde collectie te kunnen aansturen.

Eens een ruimte is verhuurd, kan ze bijkomend worden afgeschermd of verder opgedeeld met behulp van bakstenen muren en brandwerende deuren. De opslagruimtes die al door enkele musea waren besproken toen de bouw begon, zijn afgewerkt met een gegoten topvloer waarin de nodige rails zijn aangebracht voor mobiel depotmeubilair. In de overige ruimtes werd dit bewust nog niet voorzien om toekomstige gebruikers zo veel mogelijk keuzevrijheid te laten. Langetermijngebruikers van het depot kunnen hun eigen depotmeubilair aankopen. Wie slechts voor korte tijd depotruimte benut, vindt geschikte opslagsystemen te huur bij de depotbeheerder.

Het LWL-Zentralmagazin in gebruik. Foto: LWL/Steinweg

Vandaag wordt het totaal van 9.000 vierkante meter aan depotruimte volledig ingenomen door een grote variatie aan erfgoedcollecties. Ruim de helft van die oppervlakte wordt gebruikt door de instellingen die rechtstreeks onder de directie van het Landschaftsverband Westfalen-Lippe vallen, de overige opslagruimte biedt een onderkomen aan museumcollecties en archeologische verzamelingen van steden en gemeenten uit de regio.

Omdat het Zentralmagazin ondertussen zijn potentieel volledig waarmaakt, worden al plannen gesmeed om het eventueel uit te breiden. Naast het bestaande gebouw ligt immers nog een lap grond waarop men een tweede depot van gelijkaardige dimensies kan bouwen. Een eerste rondvraag bij de  LWL-musea leerde dat er concrete interesse bestaat om nog meer reservecollecties onder te brengen in een dergelijk nieuw gemeenschappelijk depot. Eens de investeringsbeslissing valt, rekent men op een doorlooptijd, van ontwerp tot realisatie, van nauwelijks twee tot drie jaar. Iets waar we in Vlaanderen alleen maar van kunnen dromen.

Een bijzondere partner

Alles wat verbonden is met de bouw van het depot in Münster, maar evenzeer met de daaropvolgende dagelijkse exploitatie, valt onder de bevoegdheid van het Westfälisch-Lippische Vermögensverwaltungsgesellschaft mbH (WLV). Dit is een soort dochteronderneming (en tegelijkertijd een investeringsvehikel) van het Landschaftsverband. De WLV realiseerde eerder al een klein dozijn gespecialiseerde gebouwen bestemd voor een (erfgoed)functie als archief- of museumdepot. De ervaring die men zo gaandeweg heeft opgebouwd is dan ten volle ingezet voor het Zentralmagazin.

Men hanteert een straal van 70 kilometer rondom het depot als een haalbare aanrijdafstand tussen de musea en hun (reserve)collecties. Vanuit diezelfde logica kunnen in de regio Westfalen-Lippe nog drie à vier depots worden voorzien, naar het model van het voorbeeld in Münster. Op voorwaarde natuurlijk dat er voldoende vraag is vanuit de steden en gemeenten en dat ook de nodige investeringsmiddelen beschikbaar zijn. Zou een gelijkaardige denkoefening voor Vlaanderen niet ook zijn nut kunnen bewijzen?

Warm onthaal door de Duitse collega's. Foto: FARO

Voor de huurders in het depot blijft het WLV als gebouweigenaar, verhuurder en exploitant het vaste aanspreekpunt. Een fulltime technicus volgt ter plaatse voortdurend de veiligheid, alle technieken én de afgesproken bewaarcondities op. Zo kan men meteen ingrijpen wanneer een technische panne of (bijna) calamiteit optreedt. Daarnaast zijn nog twee collega’s belast met het algemene depotbeheer, bijvoorbeeld om huurders verder bij te staan in het raadplegen van hun collectie ter plaatse, of om het ontvangen of opnieuw vertrekken van collectiestukken mogelijk te maken.

De verschillende huurders betalen elk een vergoeding aan het WLV die volledig transparant wordt berekend. Ze bestaat uit een vast huurbedrag gebaseerd op het aantal gebruikte vierkante meter (eventueel aangevuld met huurmeubilair) verhoogd met de kost van het energieverbruik. Die wordt voor elk van de verhuurde ruimtes immers afzonderlijk bijgehouden. Verder wordt het gebouw door de verhuurder beheerd, onderhouden en beveiligd. Ook het IPM (Integrated Pest Management, nvdr) wordt met behulp van een externe partner voor het hele gebouw aangestuurd. Huurders kunnen wel altijd hun eigen collecties in het depot komen raadplegen, 24 uur op 24, 7 dagen op 7, het hele jaar door.

Duurzame aspecten

De hedendaagse bouw- en isolatietechnieken laten toe dat het Zentralmagazin voor meer dan 99% luchtdicht is geworden. Tegelijkertijd heeft men het grootste part van de bodem onder het gebouw doelbewust niet geïsoleerd. Zo wordt de stabiele bodemtemperatuur doorheen het jaar gebruikt om het gebouw binnenin van een veilig en duurzaam bewaarklimaat te voorzien. Schommelingen verlopen er immers langzamer en minder uitgesproken want ze volgen het veranderen van de seizoenen. In Vlaanderen werden volgens dezelfde principes o.a. de erfgoeddepots van Trezoor bij Kortrijk en Potyze bij Ieper met succes gerealiseerd.

Mee dankzij de goede isolatie van het gebouw leidt dit principe tot minder energieverbruik. Energie die anders nodig is om heel actief het bewaarklimaat bij te sturen, bijvoorbeeld door (tijdelijk) te koelen of te warmen. Op het dak liggen voldoende zonnepanelen om tot 100 kW groene stroom te produceren. Voor het functioneren van het gebouw zelf is slechts 20 à 30 kW nodig en dus kan de overproductie geleverd worden als groene energie aan enkele afnemers in de directe omgeving.

Ingrijpen om het beoogde bewaarklimaat te verkrijgen gebeurt altijd stapsgewijs. Bij voorkeur wordt gewerkt met de luchtcirculatie in het depot: wanneer de condities buiten het depot geschikt zijn, kan depotlucht worden afgevoerd of kan buitenlucht worden ingeblazen. Zijn de buitencondities te extreem, bijvoorbeeld te vochtig of te droog? Dan schakelt men over op de gesloten circulatie van de lucht binnen. In laatste instantie kan nog worden gekozen om licht te gaan verwarmen en zo de relatieve luchtvochtigheid (RV) tot onder de vooraf bepaalde drempelwaarde (maximaal 50% RV) te krijgen.

Het gezamenlijk LWL-depot in Münster biedt niet alleen de garantie voor een veilige bewaring voor het erfgoed uit de regio. Het Zentralmagazin vormt tegelijkertijd het sluitstuk van een jarenlange renovatie en herwaardering van de beschermde historische site van het Proviantamt. Het uitgestrekte complex in de wijk Speicherstadt dateert van voor de Tweede Wereldoorlog en bestond o.a. uit een uitgebreid magazijnencomplex en industriële bakkerij die voor het Duitse leger in gebruik waren. Nu zijn er kantoren in ondergebracht, naast verschillende lokale en regionale archieven, een opleidingscentrum, de archeologische dienst en zelfs een heuse conferentiezaal.

Tegen de bouw van het moderne depotgebouw bestond op zich geen bezwaar, omdat het zich net náást de beschermde site bevindt. Maar de gekozen architectuur weerspiegelt toch deels die van de vooroorlogse magazijngebouwen: met een duidelijke bakstenen sokkel die dezelfde dimensies bezit als die in de oudere constructies.

Het LWL-Zentralmagazin in Münster vormt zo een uitgelezen én inspirerend voorbeeld van een grootschalig, duurzaam, gemeenschappelijk erfgoeddepot met een duidelijke rolverdeling tussen de verschillende huurders enerzijds en de instantie die het gebouw beheert anderzijds.

Smaakt dit naar meer?

Kreeg u na het lezen van deze blog ook zin om zelf een blik te werpen achter de depotdeuren in het Ruhrgebied? Dan hebben wij goed nieuws voor u: FARO wil deze reis namelijk graag opnieuw maken, samen met geïnteresseerde professionelen uit de cultureel-erfgoedsector. Geïnteresseerd? Neem dan meteen contact op met Tine Hermans of Wouter Lammens. We houden u verder op de hoogte.

Gefinancierd door de Europese Unie

Het werk- en leerbezoek aan het Ruhrgebied werd gefinancierd met middelen van Erasmus+, het programma van de Europese Commissie. Om de cultureel-erfgoedsector goed te kunnen ondersteunen zijn we immers altijd op zoek naar voorbeelden en methodieken m.b.t. participatie, educatie en specifieke cultureel-erfgoedpraktijken. Om dat leerproces te versterken, laten we ons graag inspireren door goede voorbeelden en boeiende gesprekspartners in het buitenland.

Foto’s: LWL/Steinweg en FARO

Wouter Lammens