Meten van het binnenklimaat: waarom, waar?

Klimaatmeter

Om ons materiële erfgoed voor lange tijd in goede conditie te kunnen bewaren is een geschikte klimaatomgeving noodzakelijk. 'Geschikt' betekent dat onder meer de temperatuur en de relatieve vochtigheid van de omgeving voldoende stabiel zijn en aangepast aan de eisen die de voorwerpen zelf stellen. Nogal wat musea en archieven zijn vandaag uitgerust met een klimaatbeheersingstechniek, waarop men blindelings zijn vertrouwen stelt. Of de ingestelde waarden wel degelijk beantwoorden aan de klimaatbehoeften van het gebouw en de collecties, is soms de vraag. Wat is een optimaal of verantwoord binnenklimaat? Lees hierover meer in het uitstekende handboek Klimaatwerk. Richtlijnen voor het museale binnenklimaat en in beknoptere artikels als 'Het ‘verantwoorde’ binnenklimaat' en 'Erfgoedbeheer en duurzaamheid'.

Maar in hoeverre beschikken we over voldoende kennis over de kwaliteit van het binnenklimaat? Musea, archieven, historische huizen, kerken en andere erfgoedinstellingen worden geacht het binnenklimaat te meten. Hiervoor worden dan thermohygrografen en dataloggers ingezet die continu de temperatuur en relatieve vochtigheid registreren. Maar gebeurt dit wel op de juiste manier? Zijn de meetresultaten zonder meer betrouwbaar? Zijn de verzamelde gegevens even betekenisvol? In een helder geschreven brochure 'Meten van het binnenklimaat. Waarom, waar?' presenteert Bart Ankersmit (ICN, Amsterdam) een zeven stappen-strategie om tot een betekenisvolle dataregistratie te komen.

Leon Smets