Ranst - Provinciaal Erfgoeddepot Campus Vesta – Provincie Antwerpen
- Opdrachtgever: Provincie Antwerpen (coördinatie: Dienst Infrastructuur en Vastgoed & Dienst Erfgoed)
- Exploitant: Provincie Antwerpen (Dienst Erfgoed)
- Wijze van realisatie - gunning ontwerper: overheidsopdracht met onderhandelingsprocedure met bekendmaking (zie ook Programma van Eisen Erfgoedloods Campus Vesta)
Ter info
Deze fiche geeft de planning weer en niet de uitvoering, omdat het project niet verder wordt ontwikkeld (11 juli 2016). De fiche werd toch behouden om andere initiatieven te stimuleren en te inspireren.
Typering van de erfgoedloods
Het Masterplan van het provinciale erfgoeddepot omvat de infrastructuur voor opslag en beheer van zowel cultureel- roerend-erfgoedcollecties als van onroerend erfgoed (archeologische vondsten en opgravingsdocumentatie, architecturale bouwelementen). Het masterplan voor het multifunctioneel depot voorziet diverse types en depotfuncties die algemeen op verschillende wijzen kunnen worden omschreven afhankelijk van de invalshoek:
Klimaatbeheersing
- Duurzaam depot opgevat volgens het Denemarkenmodel, met aanpassingen:
- HVAC-installatiearm,
- fysiek isolerende bouwschillen voor een groter aandeel in passieve klimaatbeheersing + strikte controle van relatieve vochtigheid,
- loslaten van een strikte stabiele temperatuurcontrole. Temperatuur fluctueert langzaam met de seizoenen mee (van +7°C tot +18°C).
- Box-in-box depotconcept waarbij het gaat om een duurzame herbestemming van een grote loods.
Locatie
- Extern depot voor erfgoed van erfgoedbeheerders en -houders gevestigd in de Provincie Antwerpen en voor (roerend en onroerend) erfgoed van de Provincie Antwerpen zelf.
Opslagtermijn
- Depotcomplex met tijdelijke opslag (transitdepot) (voor collectiebeherende en -houdende instellingen in de Provincie Antwerpen), met calamiteitenopvang (nooddepot) voor alle soorten erfgoedbeheerders & -houders in noodsituatie) en met permanente opslag (regulier depot)
Beheerstructuur
- Gemeenschappelijk depot, voor diverse types bewaargevers (bv. musea, culturele archieven, erfgoedbibliotheken, archeologische diensten, kerkfabrieken of andere erfgoedhouders, zoals sportclubs, toneelgezelschappen, enz.)
Erfgoedsoorten
- Roerend cultureel-erfgoeddepot én onroerend-erfgoeddepot
Toegankelijkheid
- Open depot voor consultatie: beheer en praktijk in de loods door eigenaars, beheerders en onderzoekers met gebruik van externe faciliteiten voor opleiding en vorming in het Campus Vesta hoofdgebouw.
Situering en ligging
Campus Vesta – Ranst
Provincie Antwerpen bouwt een erfgoeddepot op het provinciaal terrein van Campus Vesta te Ranst, hét multidisciplinair opleidingscentrum voor professionele veiligheidstrainingen voor brandweer, politie en hulpverleners-ambulanciers. De keuze valt op een bestaande loods (°1952-1953), een relict van bouwkundig erfgoed uit de Koude Oorlog.
RUP
Het RUP situeert deze loods binnen een agrarisch gebied, waardoor uiterlijke verandering en werken die instandhouding van de loods overstijgen, niet toegelaten zijn.
Volume van het gebouw
De loods (ca. 6.275 m²) is een rechthoekig volume (128 m x 49 m x max. 8,2 m hoog) en bestaat uit 4 open beuken (32 m x 49 m) die opgebouwd zijn met een lichte structuur in gewapend beton. De 4 beuken zijn voorzien van gewelfde daken met lichtstraten. Het betonnen raster, steunend op stevige kolommen, garandeert de stabiliteit van het gebouw. Dit laat een stapelhoogte van max. 4,5 m toe. De buitenwanden uit betonplaten houden de loods wind- en waterdicht.
Aandacht voor de erfgoedwaarde van de militaire loods
De nieuwe box-in-box constructies in de loods zijn zoveel als mogelijk afgestemd op de kenmerkende functionele loodsarchitectuur die een erfgoedwaarde uitstraalt.
Opvang van collecties
Opvang van collecties in het Masterplan
Het depot is voorzien op opslag en beheer van roerend cultureel erfgoed en onroerend erfgoed (archeologisch materiaal en bouwelementen, rollend/varend erfgoed) – groot en klein.
Opvang van collecties in fase 1
Het depot zal in eerste instantie gericht zijn op het huisvesten van roerend cultureel erfgoed – divers in soort – wat een maximale flexibiliteit in de inrichting vereist. Een tijdelijke opslag van archeologisch materiaal is voorzien in afwachting van de realisatie van fase 2.
- Opslagbare collecties
- Het concept van het masterplan legt beperkingen op door afbakeningen naar gelang de (materiële) aard van de collecties.
- De meeste collecties, in diverse formaten en diverse materialen, zowel organisch als anorganisch, vallen binnen de scope van het project.
- Geweerde collecties
- Collecties die meer eisen stellen aan de technische installaties zoals chemisch onstabiele objecten die sterke koeling vereisen (foto- en filmmateriaal, bepaalde plastics) of onstabiele metalen of glas die doorgedreven ontvochtiging vergen.
- Collecties die grote risico’s introduceren voor het andere aanwezige erfgoed: bepaalde natuurhistorische collecties of chemisch gecontamineerde collecties.
Fasering van het bouwproject
Het Masterplan wordt in 3 fases gerealiseerd.
- FASE 1 (realisatie eind 2016) van het Masterplan richt zich op een gemeenschappelijk depot: zowel een permanent depot voor de eigen collecties als een transitdepot voor tijdelijke opslag van collecties die zich in de provincie bevinden.
Totaal FASE 1: ca. 6.000 m³ / 1.255 m² gesloten opslagruimte & ca. 300 m² werkplaats, quarantaineruimte, magazijn, technische ruimte & ca. 112 m² circulatie
- FASE 2 (realisatie in 2018) voorziet de realisatie in 3 van de 4 beuken alle functionaliteiten van het Masterplan. Alle bovenvermelde soorten types aan depots zijn opgenomen. Archeologische collecties kunnen permanent opgeslagen worden. Maar ook erfgoedcollecties van beheerders in de provincie kunnen er tijdelijk of permanent terecht.
Totaal FASE 1 + 2: ca. 10.900 m³/ 2.729 m² opslagruimte of 1.985 m² gesloten opslagruimte (incluis 150 m² droogdepot + 9 m² vriescel) & 700 m² open opslagruimte (Hangar) & ca. 1.043 m² quarantaineruimte, droogruimte, vriescel, werkplaatsen, circulatie & laad- & loszone
- FASE 3 (realisatie in 2019?) bestaat uit het realiseren van twee bijkomende opslagboxen: een voor onroerend (archeologisch) erfgoed en een voor cultureel-erfgoedcollecties. Totaal FASE 1 + 2 + 3: ca. 15.800 m³ / 3.944 m² opslagruimte of 3.244 m² gesloten opslagruimte (incluis 150 m² droogdepot + 9 m² vriescel) & 700 m² open opslagruimte (Hangar) + ca. 1.043 m² quarantaineruimte, droogruimte, vriescel, werkplaatsen, circulatie & laad- & loszone
Provincie Antwerpen
Provincie Antwerpen
Bepalende factoren
De inrichting van de ruimtes van het Masterplan worden bepaald door drie factoren: de basisactiviteiten, de gecontroleerde circulatiestromen binnen het erfgoeddepot en de gediversifieerde toegankelijkheid tot het depot.
- De basisactiviteiten bestaan uit laden en lossen, verpakken, acclimatiseren, behandelen, conserveren, bewaren (opslag), consulteren en registreren van erfgoed.
- De gecontroleerde circulatiestromen zijn uitgetekend in functie van efficiënte bewegingen met het erfgoed en het vermijden van alle mogelijke contaminaties of schade. Bv: de voorziene natte ruimtes voor het behandelen van archeologisch materiaal zijn gescheiden van de droge ruimtes.
- De toegankelijkheid is gedifferentieerd uitgewerkt met:
- een restrictieve fysieke toegankelijkheid tot het depot van medewerkers, de bewaargevers, erfgoedtransporteurs, onderzoekers en collega-experten;
- een brede digitale informatiebeheer en -ontsluiting via het internet;
- gecontroleerde vormingsactiviteiten rond depotwerking met de bewaargevers in het depot of in het hoofdgebouw van Campus Vesta.
Te creëren en in te richten ruimtes
Opslagruimten voor erfgoed
- droog depot
- standaarddepots
- open depot voor grote erfgoedstukken (‘Hangar’)
- koelcel
Werkruimten met erfgoed
- transitruimte
- transitruimte onroerend erfgoed
- pakruimte
- quarantaineruimte
- behandelkamer (anoxie)
- vriescel
- werkruimte registratie en consultatie
- werkruimte fotografie
- werkruimte conservering droog
- werkruimte conservering nat
- droogruimte
Facilitaire ruimten zonder erfgoed
- balie/werkplek
- laad- en loszone
- standplaats rollend materiaal voor laden en lossen
- magazijn voor verpakkings- en behandelingsmaterialen
- gangen
- toiletten
- garderobe
- technische ruimten
- praktijkruimte voor vormingsactiviteiten
Oppervlakte werkruimtes
Op basis van Masterplan, bestek FASE 1 & planning FASE 2 & 3 = quarantaine & droogruimtes, werkplaatsen, circulatie & laad- & loszone, technische ruimte en magazijn
- Totaal FASE 1 + 2 + 3: ca. 1.043 m²
- ca. 279 m² werkruimten met erfgoed
- ca. 428 m² werkruimten zonder erfgoed
- ca. 336 m² circulatie, laad- en loszone
Oppervlakte opslagruimtes
Op basis van Masterplan, bestek FASE 1 & planning FASE 2 & 3
- Totaal opslagruimtes FASE 1, 2 +3: ca. 15.800 m³ of 3.944 m²
- ca. 13.000 m³ of 3.244 m² gesloten opslagruimte (incluis 150 m² droogdepot + 9 m² vriescel)
- ca. 2.800 m³ of 700 m² open opslagruimte ('Hangar')
Er wordt gekozen voor gedifferentieerde klimatisatie omdat dat de bewaring van de erfgoedstukken ten goede komt. Het soort energiewinning is nog in onderzoek.
Opslagruimtes voor erfgoed
Standaarddepots, hangar en droogdepot. De klimatisatie ervan steunt op twee pijlers:
- Passieve klimatisatie met box-in-box benadering, dankzij de bouwfysische eigenschappen van hoogwaardig geïsoleerde box-wanden en -plafond en een ongeïsoleerde dikke betonvloer.
- Mechanische klimatisatie, die zich beperkt tot ontvochtiging en recirculatie met filtering. Er is geen mechanische verwarming vereist.
Koelcel
-
Mechanische koeling.
Werkruimtes met erfgoed
- Mechanische klimatisaties
- HVAC met koeling, verwarming, be- en ontvochtiging
Werkruimtes zonder erfgoed
- Water- en winddicht
De klimaateisen in dit bestek zijn geformuleerd vanuit het Denemarkenmodel en vanuit de methode van het collectierisicomanagement.
Klimaatzone A
(standaarddepots)
- De stabiliteit van de RV is leidend, de stabiliteit van de temperatuur is secundair. De temperatuur kan variëren om de stabiliteit in RV te realiseren.
- Volgens de nieuwe benadering worden er geen eisen gesteld aan de snelheid van die fluctuaties, maar in het bouwfysisch en installatietechnisch onderzoek moet duidelijk zijn wat de te verwachten fluctuaties zijn (hoe groot en hoe vaak) en of die acceptabel zijn.
- Temperatuur: geen setpoint, min. 7 - max. 18°C.
- De temperatuur is zo laag als mogelijk zonder mechanische koeling met een maximum van 18°C.
- Minimale temperatuur is bepaald door het voorkomen van vorst aan watervoerende leidingen.
- Relatieve luchtvochtigheid: setpoint 50%, min. 45% - max. 55%
- De jaar- en seizoenswaarden liggen binnen 45% en 55%, met de seizoenen kan er gefluctueerd worden binnen deze grenswaarden.
- Eisen gelden 24 u / 24 u.
Klimaatzone B
(droog depot en droogruimte)
Temperatuur: geen setpoint, min. 10°C - max. 25°C
- Het laag houden van de temperatuur is minder belangrijk omdat er in hoofdzaak anorganische materialen opgeslagen zijn. Deze zijn minder onderhevig aan chemische degradatie onder invloed van de temperatuur. Zij die dat wel zijn, horen eerder in het standaarddepot thuis.
- De temperatuur kan mee stijgen om de RV te beheersen. Uit het vooronderzoek moet blijken wat de beste strategie is om de RV te laten dalen: de temperatuur laten stijgen of ontvochtigen.
Relatieve vochtigheid: setpoint 40% RV, < 40%
- Deze klimaatzone B heeft geen minimum waarde, wel een maximale waarde van 40%.
- Eisen gelden 24 u / 24 u.
Klimaatzone C
(werkruimten conservering droog en conservering nat, registratie en consultatie, fotografieruimte, quarantaineruimte, transit, transit onroerend erfgoed, pakruimte en behandelkamer)
Temperatuur: 7°C -25°C
- De temperatuureis gaat niet enkel uit van het welzijn van het erfgoed, maar ook van de mensen daarin werkzaam. Omdat mensen gevoelig zijn voor de luchttemperatuur, luchtsnelheid en oppervlaktetemperaturen moeten deze worden beheerst. In dit geval zal de koudestraling en voet-contacttemperatuur van de vloer mogelijk een factor zijn waar rekening mee moet worden gehouden.
- De temperatuur moet binnen de grenswaarden door de depotbeheerder aanpasbaar zijn omwille van de tijdelijke aanwezigheid van mensen of omwille van een gewenste acclimatisering (opwarming) van de erfgoedobjecten. Een hogere temperatuur voor menselijk comfort hoeft enkel tijdens de aanwezigheid van personen (binnen de kantooruren). De acclimatisatie van objecten daarentegen (transitruimte) vraagt soms een hogere T gedurende een week (24 u / 24 u).
Relatieve vochtigheid: min. 40% - max. 60% RV; daarbinnen een te kiezen setpoint
- Setpoint voor de RV moet door de depotbeheerder instelbaar zijn in verschillende soorten ruimtes: de quarantaine-, transit- en pakruimte, evenwel steeds binnen de minimale en maximale waarde.
- Bij een gekozen setpoint is er slechts een toegelaten fluctuatie van 5%.
- De RV beperking voor de aanwezige objecten geldt 24 u / 24 u.
Klimaatzone D
kantoorklimaat (balie beheerder, garderobe en toilet, gangen waardoor geen collectie circuleert, magazijn)
De eisen voor deze ruimten, waar zich geen collectie bevindt, worden geformuleerd vanuit comforteisen art. 38.40 Comforteisen. (ARAB wetgeving)
Klimaatzone E
(‘Hangar’, spouwruimte buiten de compartimenten, de technische ruimten)
- Deze zone vormt het tussenklimaat: het heersende klimaat binnen de gebouwschil en buiten de compartimenten.
- Deze klimaatzone reduceert de extreemste risico’s voor een robuustere collectie: geen vorst en een laag risico op schimmelvorming.
- Temperatuur > 5°C
- RV < 75%
Klimaatzone F
(koelcel)
Temperatuur: streefwaarde 3°C - 4°C
- Er zijn geen eisen aan de fluctuatie gesteld, maar er wordt uitgegaan van een strakke beheersing van de ingestelde streefwaarde.
Relatieve vochtigheid
-
Voorlopig zijn er geen specifieke eisen voor de beheersing van de RV omdat de objecten ingepakt zijn ofwel zich in water bevinden. Zonder enige bijkomende passieve of mechanische ingrepen.
Een duurzame energiestrategie: volgens de dynamische simulatie zou het energieverbruik lager zijn dan 2 kWh/m³/jaar, wat het uitgangspunt was.
Het programma van eisen voorziet in een integrale benadering van het reduceren van het brandrisico, met zowel passieve, procedurele, bouwkundige als elektronische maatregelen.
Flexibel efficiënt
De depotinrichting is gericht op maximale flexibiliteit en efficiëntie van opslag, omdat diverse soorten erfgoed met wisselende tijdsduur zullen verblijven.
Opslagtypes
Diverse opslagtypen zijn voorzien:
- schilderijrekken
- kaderstockage
- breedvakstellingen voor pallets
- draagarmstellingen
- tapijtstellingen
- stelling grote voorwerpen
- rekkensystemen met diverse diepten
- ladenblokken
- ruime parkeervakken voor grote objecten en blokstapeling bij tijdelijke opslag.
Ontwerpfase: nog te bepalen.
Fasering van het project
Omwille van budgettaire redenen is het project onderverdeeld in fasen. Ontwerpersteam LOW architecten ontwerpt het Masterplan voor het hele programma, maar voorlopig wordt enkel Fase 1 gerealiseerd.
- Budgettaire beperkingen
- Exploitatie door Provincie Antwerpen uitwerken
- Tijdsplan & totale realisatie Masterplan.
Bijkomende financiering
Om het gehele project efficiënt en doeltreffend te maken, is bijkomende financiering vereist. Bijkomende financieringskanalen zullen bijkomend taken en verantwoordelijkheden vereisen.
Taakstellingen depotwerking en interne staatshervorming
Het bouwproject wordt gerealiseerd in een periode waar het (nog) niet duidelijk is of de taken voor het regionaal cultureel-erfgoeddepotbeleid toegewezen zullen worden aan de Vlaamse overheid of dat deze bij de provincies blijven. De provinciebesturen voeren een beleid rond onroerend erfgoed. De provincie Antwerpen beheert het in 2015 erkende onroerend erfgoeddepot Provinciaal Archeologisch depot.
Investeringen
Fase 1
- Vlaamse Overheid: 497.083 euro. Fonds Culturele Infrastructuur: Investeringssubsidie voor culturele infrastructuur van bovenlokaal belang – Investeringssubsidie voor Cultureel-erfgoeddepots.
- Provincie Antwerpen: 852.917 euro (begroting)
- Aandeel bijkomende externe financiering: 702.325 euro
Programma van Eisen Erfgoedloods Campus Vesta
Het Programma van Eisen (PvE) beschrijft de eisen die de Provincie Antwerpen heeft neergelegd voor de realisatie van dit depot. Als referentiekader biedt het een soliede basis tijdens het ontwerptraject.
Het PvE is opgebouwd rondom twee ontwerpprincipes: de kunst van het bewaren en duurzaamheid in werking en gebouw.
- Kunst van het bewaren: de eisen zijn gestructureerd volgende de internationale methode van het collectierisicomanagement.
- Duurzaamheid in werking en gebouw: de eisen beogen een doorgedreven duurzaamheid van de infrastructuur en van het depotbeheer, waarbij het Denemarkenmodel als inspiratiebron dient.
Andere nuttige informatie
In Mechelen staat het RATO gemeenschappelijk erfgoeddepot in de planning. De ontwikkeling en werking van beide gemeenschappelijke depots worden op elkaar afgestemd vanuit een optimalisatie van een regionale depotwerking in de provincie Antwerpen.
Dienst Erfgoed Provincie Anwerpen