Verkeerde relatieve vochtigheid

Verlies in fineerhout. © Anne-Cathérine Olbrechts

Schimmelvorming, corrosie van metalen, krimpen van dichtgeweven textiel, enz.: het zijn stuk voor stuk gevolgen van een te hoge relatieve vochtigheid (RV). Een lage relatieve vochtigheid verzwakt organisch materiaal, waardoor het uit elkaar valt, en veroorzaakt barsten. Schommelingen in de relatieve vochtigheid veroorzaken krimp, barsten, opzwellen, losse verbindingen, een losse verflaag, enz.

Een verkeerde relatieve vochtigheid zorgt dus voor ernstige schade. Of, anders gezegd: een stabiel klimaat is belangrijk om uw erfgoed in stand te houden.

Vooraf ...

De laatste jaren liggen de strenge klimaatrichtlijnen uit de jaren 1950 onder vuur. Niet alleen zijn ze niet haalbaar en kosten ze heel wat energie, maar ze zijn vooral vaak niet nodig voor het behoud van het erfgoed. 

Waar komt bijvoorbeeld de strenge klimaatnorm van om en bij 50% RV (met variaties) vandaan? In de eerste helft van de vorige eeuw bracht men afschilfering van verflagen aan paneelschilderijen empirisch in verband met langdurige droge periodes en klimaatfluctuaties. Zo ervoer de schilderijenrestaurator van de National Gallery in Londen dat het fixeren van de verflagen op paneelschilderijen aanzienlijk minder tijd kostte toen ze tijdens de Tweede Wereldoorlog werden opgeslagen in de Manodgroeves, waar de relatieve vochtigheid (RV) veel stabieler was dan in het museumgebouw.

Blaasvorming in de verflaag van een schilderij op paneel. © Anne-Cathérine Olbrechts

Beperkt onderzoek naar de schade aan paneelschilderijen door snelle en trage RV-fluctuaties leidde tot het toenemende besef dat een stabiel klimaat belangrijk was voor het erfgoed in het algemeen. De publicatie The Museum Environment uit 1978, waarin Thomson een setpoint van 55% RV met een acceptabele fluctuatie van 5% naar boven of naar beneden aanbeveelt, werd algemeen gepropageerd als streefwaarde. Toch benadrukte Thomson dat er "… een onevenwichtige kennis was over hoe objecten in musea veranderen. De standaardspecificatie van ±4% of ±5%-controle van de relatieve vochtigheid is meer gebaseerd op wat we redelijkerwijs mogen verwachten dat de apparatuur kan leveren, dan op enige gegronde kennis over het effect van kleine fluctuaties op het object."

Kort-door-de-bochtoplossingen, zoals bevochtigers en ontvochtigers, gaven een vals gevoel van veiligheid. Ze hielden geen rekening met lokaal afwijkende klimaten of met de bouwschil. Zo sloeg de bevochtigde lucht in tentoonstellingsruimtes neer op koude oppervlakken (bv. glas van ramen) en beschimmelden de raamkozijnen. Of het erfgoed er beter van werd, is zeer de vraag.

Nefaster is de implementatie van dure klimaatinstallaties met hoge energiekosten die een zogenaamde geconditioneerde RV de museumruimtes inblazen, maar weinig of geen rekening houden met de bouwfysica. Het heeft bijvoorbeeld geen zin ze te gebruiken als het gebouw lek is en er vooral invloed is van het buitenklimaat. Bovendien nemen deze installaties enorm veel ruimte in beslag en hypothekeren ze bij een historisch gebouw de authenticiteit.

Evolutie in de klimaatrichtlijnen

De laatste twintig jaar werd er natuurwetenschappelijk onderzoek uitgevoerd naar de reactie van materialen (organisch en anorganisch) op fluctuaties en op een aanhoudend lage en hoge RV. Een belangrijk aspect is de responstijd van materialen: de snelheid waarmee ze reageren op fluctuaties in de RV. Hierbij spelen de materialen zelf en ook de vervaardigingswijze en de afwerking een grote rol.

Sommige voorwerpen vertonen niet de verwachte schade bij bepaalde fluctuaties. Men spreekt dan van 'klimaatgeschiedenis' of het vermogen van materialen om zich aan te passen aan een schommelend (in theorie ongeschikt) klimaat. De begrippen 'klimaatgeschiedenis' en 'bewezen fluctuatie' zijn nog vaag en controversieel.

Hoewel het inmiddels duidelijk is dat de klimaateisen uit het verleden te streng zijn, wordt het er niet makkelijker op. Het bepalen van de juiste klimaatomstandigheden waarin u erfgoed het best bewaart, is maatwerk en het fysische en chemische onderzoek naar het gedrag van voorwerpen is nog volop aan de gang. De resultaten zijn soms tegenstrijdig. Daarom is het momenteel moeilijk algemene richtlijnen te formuleren.

Wat volgt is een samenvatting van het onderzoek naar en onze huidige kennis over de reactie van materialen op schommelingen in de RV. De tekst is een vertaling van het artikel Agent of Deterioration: Incorrect Relative Humidity, geschreven door onderzoeker Stefan Michalski en gepubliceerd door het Canadian Conservation Institute. 

Wat is verkeerde relatieve vochtigheid?

We kunnen niet spreken van de RV als schadefactor omdat we ze niet kunnen vermijden, in tegenstelling tot insecten, water, enz. Daarom hebben we het over verkeerde relatieve vochtigheid. Er zijn vier types verkeerde RV waar u rekening mee moet houden:

  • vochtig, RV boven 75%;
  • RV boven of onder een kritisch punt voor dat voorwerp;
  • RV boven 0%;
  • schommelingen in de RV.

Verschillende collecties hebben verschillende gevoeligheden voor elk type: enkele slechts één, de meeste een combinatie van twee of meer. Een deel van de moeilijkheid om de 'correcte RV' te vinden voor een collectie of een museum, is dat een perfecte RV-waarde mogelijk niet bestaat voor de collecties. Het beste wat we kunnen hopen is te vinden welke minimum- en maximumwaarden in RV de minste schade opleveren. Gelukkig is de kans op schade voor de meeste gemengde collecties in musea vaak heel laag en zelfs nihil. Het bereiken van een minimaal schaderisico is makkelijker dan de musea in het verleden hebben aangenomen.

Wat is relatieve vochtigheid?

RV is een maat voor wat we in de dagelijkse omgang 'vochtigheid' noemen. Het is de kwaliteit van de lucht die verandert tussen droog en vochtig. We worden RV niet zelf gewaar, maar ervaren de vochtigheid en droogte van ons lichaam in verhouding tot de ons omringende RV. Of we ervaren het effect op papier of textiel, die vochtig of droog worden afhankelijk van de RV. Hoewel we het verschil tussen extremen voelen, moeten we terugvallen op meettoestellen die ons vertellen wat de RV in een ruimte is.

De relatie tussen relatieve vochtigheid en museumvoorwerpen 

Het vochtgehalte in een collectie organisch materiaal, zoals hout, papier, verf en magnetische tapes, en op het oppervlak van anorganisch materiaal, zoals steen en metaal, kan het best worden voorspeld door de RV. Hoewel ingenieurs die klimaatbeheersytemen onderzoeken ook andere parameters gebruiken, zoals dauwpunttemperatuur of dampdruk, zijn alle factoren van aftakeling aan collecties gelinkt met RV en worden alle specificaties in verband met de zorg voor collecties met het oog op vochtigheid het best uitgedrukt met de parameter RV.

De relatie tussen relatieve vochtigheid en temperatuur

Voor de meeste doeleinden in dit luik volstaat het te weten dat, wanneer warme lucht wordt afgekoeld, de RV stijgt. Dat leidt tot problemen met vocht wanneer warme vochtige lucht neerslaat op koude oppervlakken. Het omgekeerde geldt ook: wanneer koude lucht wordt opgewarmd, daalt de RV. Dit veroorzaakt een lage RV in de winter, waardoor de behoefte aan bevochtigers ontstaat. 

Schade door een verkeerde relatieve vochtigheid en de meest gevoelige collecties 

Vochtig (boven 75% RH)

Schimmelvorming door vochtig klimaat. © Anne-Cathérine Olbrechts

Vooral in historische gebouwen die als museum dienstdoen is de strijd tegen vocht een constante. Vocht veroorzaakt verschillende vormen van aftakeling: schimmel, snelle corrosie, extreme vormen van mechanische schade, enz. En schimmel leidt tot het uit elkaar vallen van huiden, leer, textiel, papier, rietwerk en occasioneel ook hout, verf en glas. Hoewel de praktische grens voor vocht 75% is, zullen ook alle vormen van aftakeling (bv. chemische degradatie door verontreiniging) sneller stijgen met het stijgen van de RV. Elke verlaging van de RV onder 100% is goed.

Vocht veroorzaakt schimmel, die op haar beurt verkleuring, uit elkaar vallen van leer, huid, textiel, papier en ook hout, verf en glas veroorzaakt. 

Zie tabel 1 (document) voor de gevoeligheid van materialen voor vocht. 
Tabel 1: zie document onderaan 

Deze pagina verwijst alleen naar mechanische schade door fluctuatie en veronderstelt een fluctuatie die lang genoeg duurt voor de objecten om erop te reageren (responstijd). Er zijn gradaties in de schade: 'ernstig' betekent een hoge waarschijnlijkheid aan zichtbare schade, 'licht' vergt een nauwgezette inspectie om het verschil te zien, bij 'heel licht' hebt u een vergroting nodig om de schade zichtbaar te maken. Een breuk kan erger worden door materiaalmoeheid: daarom kunt u ernstige schade ook bereiken door duizenden 'lichte' of miljoenen 'heel lichte' cycli. 'Ernstig' betekent ook niet altijd verlies, tenzij het behoud van de afmetingen kritisch is.

De grootste fluctuatie die een object heeft ervaren, noemen we de 'bewezen fluctuatie'. Elke fluctuatie die kleiner is zal minder nieuwe schade veroorzaken dan deze aangeduid in de tabel of als gevolg van materiaalmoeheid. De meeste objecten hebben fluctuaties ondergaan van ten minste + of - 20%, vele + of - 40%. Tenzij ze zijn hersteld, is hun bewezen fluctuatie dus ten minste + of - 20%. Deze voorzichtige schattingen zijn gebaseerd op collectieobservaties en op de beschikbare mechanische modellen.

Musea hebben andere ervaringen met schimmel, ondanks hetzelfde klimaat. Belangrijk is te weten hoeveel de tijd voor zichtbare schimmel korter wordt in het bereik van 70% tot 90%: van honderd dagen aan 70% tot twee dagen aan 90%. Belangrijk om te weten is ook dat een stabiele RV niet goed is als ze in het bereik van de ontkieming ligt. Het is veel beter voor een collectie die meestal in het bereik van 70% RV ligt elke paar dagen fluctuaties te hebben met een lagere RV, aangezien dit de kans op schimmelgroei reduceert tot nul.

Temperatuur speelt een rol bij het begin van schimmel. Figuur 4 in het artikel Incorrect relative humidity heeft betrekking op hoge temperaturen (~25°C) en is dus een voorzichtige veralgemening boven alle andere temperaturen.

Vocht veroorzaakt een snelle corrosie van metalen. De laag watermoleculen die altijd aanwezig is op het oppervlak van metalen groeit snel boven 75%. Daarbij komt dat zouten van handen bij een RV boven de 75% een zeer corrosieve oplossing vormen.

RV boven of onder een kritische waarde 

Sommige mineralen gaan in oplossing boven een bepaalde RV: ze vormen een zoutoplossing door vocht uit de lucht te absorberen. Keukenzout bijvoorbeeld gaat in oplossing bij een RV van 75% en wordt gebruikt om ijs op de weg te doen smelten.

Magnesiumchloride gaat in oplossing bij 35% en zit in zeewater. Als dit op het oppervlak van een metalen object valt, vooral staal en ijzer, veranderen de relatief onschadelijke kristallen in een agressieve zoutoplossing boven de kritische RV. In archeologisch ijzer en brons zal een complexe opeenvolging van kritische RV-waarden, te wijten aan een specifiek bestanddeel in de corrosieketen, de graad van corrosie bepalen. In het algemeen geldt voor metalen: hoe lager de RV, hoe beter. Boven 75% zal alle corrosie fel versnellen. Verwijder indien mogelijk alle contaminerende zouten van deze objecten. 

Onstabiel glas 'zweet' wanneer de RV boven een kritisch punt zit (~55% RV) omdat vloeimiddelen in het glas in oplossing overgaan. Ze vormen 'crizzling' wanneer de RV onder een kritisch punt (~40% RV). Dat veroorzaakt uitdroging of andere veranderingen in het glas.

Een klein deel onder de mineralen, zoals hydraten en pyrieten hebben een specifieke kritische relatieve vochtigheid waarboven of waaronder ze kunnen verkruimelen of ‘wenen’. 

Relatieve vochtigheid boven 0% (als de waterdamp incorrect is)

Dit kan een vreemde definitie van incorrecte RV lijken. Het gaat over archiefmateriaal zoals zuur papier, magnetische banden, acetaat en nitraatfilms die chemisch aftakelen over enkele tientallen jaren: ze verzwakken, vergelen, worden broos en in sommige gevallen kleverig. De chemische reactie achter dit verval - hydrolyse door zuren - vereist vocht en de aanwezigheid van waterdamp, boven 0%, doet de reactie beginnen.

De vuistregel is dat u de graad van aftakeling kunt verminderen met meer dan de helft elke keer als de RV wordt gehalveerd. Tabel 1 geeft een samenvatting van de levensduur bij benadering voor verschillende klassen van objecten bij een verschillende RV. Dit proces hangt nauw samen met de schadefactor verontreiniging (samenwerken van beide factoren, chemische degradatie versnelt bij een hoge relatieve vochtigheid). 

Fluctuaties in de relatieve vochtigheid

Dit is het type verkeerde RV dat de musea in het verleden de meeste zorgen heeft gebaard. Hoewel de fysische fenomenen die aan de basis liggen van de schade door fluctuaties in de RV analoog zijn met wat we hebben vermeld in het hoofdstuk over verkeerde temperatuur, zijn de gevoelige collecties niet dezelfde. 

Een verandering in de RV veroorzaakt een verandering in het vochtgehalte van organische materialen, zoals hout, papier, leer, foto's, negatieven, plastics, verven, lijmen, enz. Die veroorzaakt op haar beurt een verandering in grootte. Als het materiaal vrij is om te bewegen (uitzetten en krimpen) wanneer de RV op en neer gaat, is er geen probleem. Maar als het materiaal geklemd zit door andere componenten van het voorwerp, of door de eigen omvang bij een snelle fluctuatie, worden delen die uitzetten samengeperst en breken krimpende delen (zoals bij verf). 

Er is sinds twintig jaar een groot aantal onderzoeken over dit onderwerp (Michalski 1993, Erhardt 1994). Even belangrijk is dat veel restauratoren en conservatoren met veel ervaring hun observaties hebben gedeeld en hun conclusies over schade, of het gebrek aan schade die ze over tientallen jaren hebben gezien. Rekening houdend met al deze informatie geeft tabel 1 een samenvatting van onze huidige inschatting van de kans op mechanische schade door verschillende graden van fluctuaties in de RV. 

Het startpunt voor de inschattingen over de schade door fluctuaties in tabel 1 is wat men als breukschade beschouwt in collecties die een zeer lage RV hebben ervaren. Veel materialen, zoals papier en gebonden boeken, houten handvatten, traditionele houten deuren, enz., doorstonden dat zeer goed; de aangerichte fysische schade is het gevolg van ondeskundig hanteren. Aan de andere kant zijn er voorbeelden van objecten die schade opliepen, zoals barsten, delaminatie of het letterlijk uit elkaar vallen van tonnen en wagenwielen. Sommige zijn ‘hoorbaar’ gebarsten in de eerste winter dat ze in een verwarmd/geklimatiseerd museum werden bewaard, terwijl de collectiebeheerder rustig en gerust aan zijn bureau zit … Met de huidige kennis van deze fenomenen kunnen we onze observaties over categorieën van objecten veralgemenen. In zeer sterke mate is de belangrijkste eigenschap niet het specifieke materiaal waaruit een object bestaat of de samenstelling en eventuele 'geremdheid' van bepaalde componenten.

Wat met meervoudige fluctuaties? En materiaalmoeheid? 

Een herhaalde spanning kan tot materiaalmoeheid leiden. Te beginnen met de 'enkelvoudige stresscyclus' die breuk veroorzaakt, tonen onderzoeksdata van vele materialen aan dat bij een kwart van deze stress voor broos materiaal (glas, keramiek, oude olieverf) en bij de helft ervan voor stevig materiaal (hout, leer, papier) breuk door materiaalmoeheid pas optreedt na ongeveer een miljoen cycli. Bij ongeveer 1/8 van de stress zullen fluctuaties onbepaald worden verdragen, maar aangezien er 3.000 jaar nodig zijn voor een miljoen dagelijkse cycli en aangezien de meeste objecten niet volledig reageren op cycli die sneller zijn dan deze, kunnen we de cyclus van 1 miljoen in combinatie met 1/4 stress beschouwen als een voorzichtige extrapolatie over hoeveel zorgen we ons moeten maken over veelvuldige fluctuaties. 

Een honderd jaar oud schilderij op doek ervoer dagelijkse en seizoensgebonden fluctuaties in de RV en temperatuur: 30.000 dagelijkse cycli en ca. 100 seizoensgebonden cycli. Het vertoont ernstige barsten, behalve de zones voor het spieraam. Het hout daarvan kan de RV in de onmiddellijke omgeving gedurende 30 uur modereren (niet meer), zodat het de dagelijkse fluctuaties in de verflagen in de nabijheid kan elimineren, maar niet de seizoensgebonden fluctuaties. Aangezien die ongeveer dezelfde zijn, of groter dan de dagelijkse fluctuaties, kunnen we besluiten dat de 30.000 cycli in RV veel erger zijn dan 100 cycli, zoals verwacht.

Als men niet overtuigd is door dit model van fluctuatieschade en de bijbehorende risicovoorspellingen, zoals in tabel 1, kan men steunen op de stelling van bewezen fluctuatie. Elk object waarvan men weet dat het ooit is blootgesteld aan een zeer lage RV, bijvoorbeeld 10%, of een hoge RV, bijvoorbeeld 80%, is niet gevoelig voor verdere mechanische schade door een gebeurtenis van dezelfde grootte, aangezien elke breuk, delaminatie en irreversibele samenpersing al heeft plaatsgehad (tenzij geweten is dat het object in de tussentijd behoorlijk is verzwakt door andere oorzaken). Dit is een ander fenomeen dan de andere vormen van incorrecte RV, zoals vocht, of een RV boven 0%, aangezien schimmel, corrosie en hydrolyse door zuren de aftakeling versnellen, ongeacht wat er in het verleden is gebeurd.

Het effect van materiaalmoeheid betekent dat we de stelling van 'bewezen fluctuatie' moeten wijzigen: de risico's van enkelvoudige fluctuaties moeten voorspeld worden in het licht van de 'bewezen enkelvoudige fluctuaties'. Met andere woorden: van elk toekomstig patroon van fluctuaties dat lijkt op het patroon uit het verleden, mag u stellen dat het geen significante  schade door fluctuaties zal veroorzaken. Een praktisch gevolg is dat zelfs bescheiden verbeteringen in het klimaat het risico op fysische schade zullen elimineren. Het is daarom belangrijk nauwgezet de klimaatbeheersing te evalueren en niet te onderschatten hoe slecht het was: hoe slechter het in het verleden was, hoe makkelijker het wordt om de toekomst te verbeteren. (Over de theorie van de bewezen fluctuatie, zie: B. Ankersmit, Klimaatwerk. Richtlijnen voor het museale binnenklimaat, Amsterdam, 2009, p. 67, 70, 71, 126 en 130.)

Tot slot een veelgestelde vraag in verband met RV-fluctuaties in kleine musea: moet ik in de winter verwarmen als ik niet kan bevochtigen? En als ik moet openen voor occasionele evenementen, is gradueel verwarmen dan veiliger voor de meubelen? Het antwoord is twee keer neen. Verwarmen tijdens de winter leidt tot een lagere RV, wat zorgt voor een hoog risico op barsten in het meubilair. Dat gebeurt alleen als de lage RV lang genoeg wordt aangehouden, zodat het meubilair zal reageren. De meeste meubelen reageren pas volledig na vele dagen of zelfs maanden. Besluit: men kan het risico van een beperkte tijd met een lage RV reduceren door het zo kort mogelijk te houden, ook als het om een abrupte verandering gaat. 

Bronnen van verkeerde relatieve vochtigheid

Het lokale klimaat

Nat weer veroorzaakt een vochtig klimaat. Het omgekeerde is niet waar: een droog klimaat betekent niet dat er een lage RV is; de uitzondering is een droog klimaat als gevolg van aanhoudende vorst. Een lage RV is het gevolg van verwarming, een zeer lage van aanhoudend vriezen. Of nog: een hoge RV is het gevolg van een nat klimaat, een lage RV van een koud klimaat. Bij extreme hoge temperaturen kan het bij ons ook extreem vochtig zijn.

De inplanting van het gebouw en de lokaal afwijkende klimaten in het gebouw

Zie hiervoor: figuur 5 in het artikel Incorrect relative humidity.

Kelders: het onderscheid tussen capillair optrekkend vocht door condensatie of door een koud oppervlak

Er zijn twee bronnen van vocht in kelders, die u anders moet beheersen. Om ze te onderscheiden test u een oppervlak uit door een vierkant van 30cm te kiezen op de muur of vloer en dat droog te wrijven. Plaats er een stuk vastklevend plastic op (vershoudfolie voor voeding) en gebruik kleefband of gewichten om de kanten van de folie op hun plaats te houden. Monitor de folie tot een sluier/waas/mist of druppels worden gevormd (1 tot 2 dagen). Als de druppels onder de folie verschijnen, gaat het om capillair optrekkend vocht en zal een externe waterbron gelokaliseerd en bestreden moeten worden. Verschijnen de druppels op de folie, dan gaat het om warme vochtige lucht die de kelder binnendringt en condensatie op de muur veroorzaakt.

Het microklimaat van mobiele opslagsystemen

Zie hiervoor: figuur 6 in het artikel Incorrect relative humidity.

Rekken of kasten tegen een buitenmuur lijden fel onder een hoge RV bij koud weer. Voorwerpen die zelf goede isolatoren/buffers zijn, zoals opgerold textiel, kostuums, enz., lijden het meest. Rekken en kasten verhogen het probleem van een hoge RV bij koude vloeroppervlakken, omdat koude lucht daalt. 

Kasten tegen ramen die naar het zuiden zijn gekeerd, beschermen de voorwerpen tegen rechtstreeks zonlicht, maar het resultaat is een verwarmd interieur met een zeer lage RV. 

Een betonnen vloer op grond of een houten vloer boven een kruipruimte (met vuil erin) kan een bron zijn van capillair optrekkend vocht. Als men plastic stofbeschermers over zulke vloeren legt of als de vloer soms is bedekt met een plas, zal het plastic het vocht insluiten en het probleem verergeren. Controleer de vloer op capillair optrekkend vocht zoals hierboven aangegeven.

De microklimaten van een verpakking

Een vochtbestendige verpakking is goed voor nagenoeg alle collecties in nagenoeg alle situaties, niet alleen omdat dit vocht en fluctuaties in de RV blokkeert, maar ook omdat het polluenten, insecten en vele fysische krachten blokkeert. 

Toch kan occasioneel de verpakking een bron van vocht worden of het probleem van vocht aan de binnenzijde vergroten. Het gaat om drie situaties: vochtige/natte voorwerpen verpakken; verpakte voorwerpen plaatsen in een situatie met ongelijke temperaturen; verpakte voorwerpen plaatsen in zones die alterneren tussen droge en vochtige condities.

  1. Vochtige voorwerpen verpakken kan ongemerkt gebeuren, zoals wanneer u ze verpakt op een dag dat de RV ongebruikelijk hoog is, of vlak na het nat reinigen van textiel, of bij het verpakken van archeologisch materiaal dat pas is opgegraven. Deze voorwerpen zullen veel langer nat blijven dan wanneer ze niet waren verpakt. 
  2. Een ongelijkmatige temperatuur rond een verpakking veroorzaakt vocht, en zelfs condensatie, aan de kant die merkbaar kouder is dan de rest van de verpakking. Dit gebeurt wanneer een ongeïsoleerde verpakking tegen een koude muur wordt geplaatst, zoals in een kamer, vrachtwagen of vliegtuig, of als een zonnestraal een deel van de verpakking opwarmt. Het kan ook gebeuren als verpakkingen in een omgeving met een zeer bruuske en extreme temperatuursverlaging zijn opgeslagen, zoals bij een behandeling tegen insecten door in te vriezen. 
  3. In zones waarin zeer vochtige condities afwisselen met droge condities (dagelijks, seizoensgebonden of beide) zal de verpakking de dagelijkse fluctuaties elimineren en de seizoensgebonden fluctuaties verminderen. De RV in de verpakking zal de veranderingen in de gemiddelde RV traag volgen. Of de verpakking aan de binnenkant in de veilige zone blijft, hangt van veel factoren af: de exacte gevoeligheid van het materiaal, de dichtheid van de zak, de bufferende capaciteit van het object, de verhouding tussen vochtige en droge periodes. Voorspellen is niet praktisch en onbetrouwbaar. Houd de vochtige periodes in het oog of, als dat niet mogelijk is, de inhoud van de verpakking. 

Samengevat: bij twijfel of de verpakking in een microklimaat de gevarenzone nadert, ongeacht de oorzaak en de mogelijke oplossingen, moet u eerst de relatieve vochtigheid in de verpakking meten. Zie hieronder bij 'Beheersen'.

Verlies van de vergulding door het lossen van de preparatielaag. © Anne-Cathérine Olbrechts
Blaasvorming in fineerhout dat loskomt van zijn drager. © Anne-Cathérine Olbrechts
Corrosie door vochtig klimaat. © Anne-Cathérine Olbrechts
Losse polychromie. © Anne-Cathérine Olbrechts
Verlies van de soepelheid van textiel. © Anne-Cathérine Olbrechts
Losse vergulding. © Anne-Cathérine Olbrechts
Barst in het hout. © Anne-Cathérine Olbrechts
Verlies door afschilfering van de vergulding en polychromie. © Anne-Cathérine Olbrechts
Zoutuitbloei en afschilfering muurschildering. © Anne-Cathérine Olbrechts
Losse verlijming. © Anne-Cathérine Olbrechts
Golving van een doek in de hoek. © Anne-Cathérine Olbrechts

Relatieve vochtigheid beheersen

Identificeer waarden van verkeerde relatieve vochtigheid. Specificeer waarden van correcte relatieve vochtigheid

In tegenstelling tot andere schadefactoren die we snel herkennen en helemaal willen uitschakelen, moeten we de verschillende vormen van verkeerde RV identificeren voor we het kunnen hebben over controle. Dat kan door rekening te houden met tabel 1 en het hoofdstuk over aftakeling. Voor de klimaatbeheersing op het niveau van het gebouw (actief en passief), hebben de ontwerpers waarden nodig van een correcte RV. Tabel 2 (zie documenten) geeft enkele voorbeelden voor collecties. Ze houden rekening met twee parameters: 'setpoint' en 'toegelaten fluctuatie'.

Vijf fluctuatieniveaus in de RV worden uitgewerkt: AA, A, B, C, en D, en de risico's voor collecties worden samengevat. Noteer dat een correcte RV voor een gemengde collectie niet alle vormen van verkeerde RV vermindert. Het ideaal is een compromis tussen beide conflicterende aspecten. De resterende risico's staan in de meest rechtse kolom.

Op lange termijn, zeker voor kleine musea, pakt u het denken over de controle van de RV het best aan vanuit het perspectief van risicomanagement: wees u bewust van de schade die een verkeerde RV veroorzaakt aan uw collecties, en focus op de reductie van de risico's.

Voorkomen

  • Vermijd in bestaande gebouwen waar grote veranderingen niet mogelijk zijn, alle bronnen van een verkeerde RV. Wanneer u een nieuw gebouw of een renovatie plant, vermijd dan in de eerste plaats dergelijke bronnen.
  • Houd er rekening mee dat de vormen van een verkeerde RV niet noodzakelijk verkeerd zijn voor alle collecties. Zo vormt een lage RV naast een verwarming geen risico voor metalen objecten; het is zelfs goed dat de metalen besmet zijn met zouten. Alleen vocht moet u altijd vermijden.

Blokkeren

  • Op elke schaal - gebouw, meubilair, verpakking - is een laag polyethyleenfolie een uitstekende en goedkope buffer tegen zowel waterdamp als lucht die waterdamp bevat.
  • Voor gebouwen is een vernis- of verflaag een doeltreffende buffer.
  • Het blokkeren van een verkeerde RV op het niveau van het gebouw is vaak de meest doeltreffende oplossing op lange termijn, maar er zijn tal van subtiliteiten in het beheersen van vocht. (Een beschrijving van principes bij het bouwen behoort niet tot het opzet van deze tekst.) Het museumpersoneel kan zich in de eerste plaats concentreren op het blokkeren van de meest voorkomende bronnen van vocht: regen- en grondwater. 
  • Focus op deze aspecten bij het blokkeren op het niveau van het depotmeubilair: blokkeer alle gaten en barsten die luchtinfiltratie mogelijk maken in een gesloten ruimte. Blokkeer alle naburige koude of warme oppervlakken die aanleiding geven tot een verkeerde RV door ongelijke temperaturen. Houd in kasten en kisten alle gaten kleiner dan wat zichtbaar is, en alle barsten kleiner dan de dikte van zwaar papier. 
  • Blokkeren van luchtinfiltratie in softverpakking, zoals polyethyleenzakjes: sluit de verpakking zo dat wanneer ze lichtjes wordt samengeperst, u de weerstand van de ingesloten lucht voelt. Houd er rekening mee dat, als u voordeel wil halen uit het verpakken van de voorwerpen, de materialen zelf geen bron mogen zijn van polluenten.  (zie schadefactor 'Verontreinigingen').
  • Blokkeren van koude of warme oppervlakken: het blokkeren van warmteoverdracht vereist isolatie. Sommige oplossingen bestaan uit thermische isolatie met schuimplaten. Vergeet niet dat de meest eenvoudige isolatie gaat over een opening van 20cm of meer. 
  • Het is belangrijk dat u de resultaten van veranderingen opvolgt. Meer daarover leest u verderop in het volgende onderdeel 'Detecteren').

Detecteren 

Bij het beheersen van de RV gaat het eerst om het detecteren. Houd daarbij vier aspecten voor ogen:

  1. Het meten van de RV houdt altijd in dat u toestellen gebruikt.
  2. De RV is zeer lokaal. U moet op vele plekken in een ruimte meten om alle zones van verkeerde RV op te sporen.
  3. De RV verandert met de tijd.
  4. Een verkeerde RV is vaak een combinatie van een bepaalde RV en een tijdsduur (zoals bijvoorbeeld schimmelvorming). 

Om de relatieve vochtigheid precies en nauwgezet te meten hebt u een meettoestel nodig dat ongeveer 300 euro of meer kost, met daarbij nog het toebehoren om te ijken. Goedkope hygrometers in supermarkten en dergelijke zijn onbetrouwbaar.

  • De ergste vorm van een verkeerde RV is vocht. Dat voelen we gelukkig zelf, zonder uitgebreide meettoestellen. Als de objecten of hun omgeving vochtig aanvoelen of ruiken, zijn ze het ook. Een eenvoudige en accurate bevestiging van een vochtig klimaat krijgt u met tafelzout, dat in oplossing overgaat bij exact 75% RV. Zoutkorrels gekleefd op een transparante kleefband en geplaatst in enkele verdachte zones, worden druppels bij een blootstelling aan vocht gedurende enkele uren. Zelfs als de RV daalt onder 75% en het zout droogt voor u de strip ziet, ziet u dat de kristallen hun structuur hebben verloren.
  • Wanneer u een kamer of een gebouw monitort, zijn instrumenten die de RV in de tijd meten, het nuttigst. In het beste geval gebruikt u verschillende meettoestellen, in zones waar u een afwijkend klimaat verwacht (en gefocust op waar de collectie zit of zal zitten). De meeste types verkeerde RV zijn afhankelijk van het patroon in de tijd. Als u bijvoorbeeld de RV gedurende een periode meet en zones aantreft met een RV boven 80% voor periodes van tien dagen of meer, kunt u die documenteren als 'hoog risico op schimmelvorming'.
  • Wanneer u kleinere vitrines en kasten monitort, kijkt u vooral naar verschillende types verkeerde RV veroorzaakt door een ongelijke of fluctuerende temperatuur. Of u kijkt naar de minima en maxima in de RV, dagelijks of seizoensgebonden. In het eerste geval hebt u een toestel nodig dat de temperatuur en RV meet, in het tweede is het lezen van de temperatuur niet essentieel, maar moet u een lange periode monitoren, bij voorkeur een jaar. In dit geval is een eenvoudige thermohygrograaf de beste kosten-batenoptie. 
  • Wanneer u verpakkingen monitort, kijkt u naar tekenen van vocht door verschillende oorzaken. Een minidatalogger in de verpakking of een kleurindicator voor de RV, voor een periode of een dag, volstaat om een verkeerde RV te detecteren. Als u zich zorgen maakt over een verpakte collectie in een kamer met frequente vochtige periodes, is het continu meten van veel of alle zakken nodig. De kleurenstrips zijn het enige alternatief (naast het beheersen van de RV in de kamer). 
  • Wanneer u de collectie monitort op tekenen van mechanische schade, moet u veel zorg besteden aan het interpreteren van symptomen. Een voorbeeld: collectiebeheerders tonen vaak gebarsten meubelen als 'bewijsstuk' dat ze klimaatbeheersing nodig hebben. Er zijn drie mogelijke dwalingen in deze redenering: 
    • De barsten zijn er niet gekomen door het huidige klimaat: bij een nadere inspectie ziet u stof van tientallen jaren oud en zelfs vernis erin.
    • De oorzaak van de verkeerde RV kan een fout zijn. Bv.: iemand zette de thermostaat te hoog tijdens een occasionele gebeurtenis in de winter).
    • Als het voorwerp is gebarsten, kan het niet opnieuw barsten als de RV dezelfde blijft als in het verleden. 

Gebruikmaken van de collectie zelf om subtiele effecten van de RV te detecteren op lange termijn vereist uitstekende fotografische opnames en een routine-inspectie (= conditiecontrole en -registratie) van de collectie.

Reageren 

  • Reageren op de detectie van een verkeerde RV kan in verschillende vormen. Actieve toestellen - ontvochtigers en bevochtigers - reageren minuut per minuut door hun hygrostaten. Ingenieurs en technische informatie zijn er om klimaatbeheersystemen uit te bouwen (denk aan de ASHRAE-normen). Draagbare ontvochtigers en bevochtigers zijn doeltreffend voor kleine musea, maar bij deze toestellen moet u opletten voor waterschade. 
  • De toepassing van passieve klimaatbeheersystemen, zoals een luchtdichte vitrine met een vochtigheidsbuffer als silicagel, hangt af van de inhoud van de vitrine en de buffer om vocht op te nemen bij een verkeerde RV in de vitrine. Bij het gebruik van silicagel moet de vitrinekast volledig luchtdicht zijn. Silicagel is doeltreffend voor het bewaren van metalen objecten die een heel lage RV vereisen. Een luchtdichte doos en een hoeveelheid silicagel voor 1/10 van de hoogte van de doos zijn een goed vertrekpunt. 
  • De belangrijkste reactie moet van de mens komen. Denk na over de problematiek en laat het personeel probleemoplossend meedenken.

Remediëren

Veel gevolgen van een verkeerde RV kunt u niet behandelen: de meeste schade door schimmels blijft en gecorrodeerde metalen verliezen hun bovenlaag. Archiefopnames moet u overzetten voor ze niet meer leesbaar zijn. Breuken in meubelen, schilderijen, enz, kunnen wél worden geconserveerd, maar de herstellingen blijft u zien.

Controle op het vlak van allesomvattende strategieën en klimaateisen

Basiscontrole: geen mobiele onderdelen, geen toestellen, geen energieverslindende en onderhoudsonvriendelijke installaties

  • Rust betrouwbare muren, daken, ramen en deuren uit met goede waterdampbuffers.
  • Bestudeer ontwerpen met een laag energieverbruik voor nieuwe gebouwen, een hoge thermische massa, isolatie en luchtdichtheid. Deze principes zijn al toegepast bij enkele nieuwgebouwde musea en archieven (het zogenaamde 'Denemarkenmodel': thermische inertie, thermische isolatie, vochtbuffering en luchtdichtheid).
  • Identificeer en elimineer de vochtbronnen.
  • Gebruik zakken en enveloppen. Kapsel alle objecten die gevoelig zijn voor een verkeerde RV in. Transparant polyethyleen of polyester is het betrouwbaarst, zoals zakjes voor voeding met een minigrip.
  • Gebruik eenvoudige kisten voor de gevoeligste en meest waardevolle objecten.
  • Gebruik klimaatboxen achter schilderijen.

Vergeet deze maatregelen niet als u overstapt naar het volgende controleniveau dat dynamischer is, meer interventie vereist en ook gevoeliger is voor fouten en ongelukken. Bovenvermelde eenvoudige maatregelen houden stand als de elektriciteit uitvalt, bij het wisselen van personeel of als het budget van het museum wordt verkleind. 

Optimale controle: verschillende collecties, verschillende situaties, verschillende maatregelen om te beheersen

Pas de basiscontrole toe en integreer daarbij indien nodig de volgende maatregelen:

  • Verbeter de condities niet bij een gemengde collectie die al tientallen jaren in een oud gebouw wordt bewaard zonder zichtbare verandering de laatste tien jaar. Voeg geen componenten toe en verander de werking niet (bv. meer verwarmen in de winter) zonder dat u nadenkt over wat de huidige verkeerde RV kan zijn en over welk bewijs u hebt dat die meer schade veroorzaakt dan de 'verbeteringen'. Begin bij het in vraag stellen van het langetermijnonderhoud van de huidige systemen.
  • Gebruik verwarming met hygrostaat als het kan.
  • Voor kleine hoeveelheden gevoelige of waardevolle objecten: gebruik passieve microklimaten, zoals luchtdichte opslagdozen en kisten met bijkomende silicagelbuffers indien nodig.
  • Als u het hele gebouw in beschouwing neemt voor de klimaatbeheersing, ken dan de grenzen van dat gebouw, zeker als het historische waarde heeft. Zie hierover het New Orleans Charter. Onderzoek de vereisten van de collectie, selecteer dan en implementeer een geschikt ASHRAE setpoint/bandbreedte en fluctuatieniveau.
  • Houd er rekening mee dat voor bruiklenen de meeste organisaties de klimaatklasse ASHRAE A vragen, of soms AA. Onderzoek een box-in-boxklimatisatie of cocoonbenadering, of, als beschikbaar, een dynamische buffering.