Brand

Brand. Foto: Shalom de Léon via Unsplash

Brand veroorzaakt diverse vormen van schade: van roet tot totaal verlies. De kans op brand is eerder klein, maar als het gebeurt, bent u beter goed voorbereid, want de schade kan ernstig zijn. Besteed zowel bij een nieuwbouw als bij een verbouwing ruim aandacht aan brandpreventie.

Hoe ontstaat een brand?

Een brand is een verbranding met vuur die zich ongehinderd kan uitbreiden en schade en/of gevaar veroorzaakt. Een brand kan pas ontstaan als er vier elementen aanwezig zijn:

  • zuurstof,
  • voldoende warmte om de ontbrandingstemperatuur van het materiaal te bereiken,
  • brandstof of ontbrandbaar materiaal,
  • exotherme chemische kettingreactie in het materiaal.

Deze vier elementen worden vaak samengebracht in de brand-tetraëder. Om een brand uit te schakelen moet ten minste een van deze vier elementen worden uitgeschakeld:

  • blussen met schuim blokkeert de zuurstof;
  • bluswater verlaagt de temperatuur;
  • gasblussystemen breken de chemische reactie;
  • de brandstof of het ontbrandbaar materiaal is volledig opgebrand.
Brandtetraëder. Foto: Gustavb via Wikimedia Commons, publiek domein

Wat zijn de voornaamste oorzaken van brand?

Musea, archieven en erfgoedbibliotheken zijn kwetsbaar voor brand vanuit een aantal verschillende bronnen, zowel in als buiten het gebouw. De meeste branden in erfgoedgerelateerde gebouwen beginnen als resultaat van menselijke verwaarlozing en onzorgvuldigheid, of worden veroorzaakt door brandstichting. 

Enkele typische bronnen van brand: 

  • externe of natuurlijke bronnen zoals bliksem, brand in een nabijgelegen bos, brand in struiken of gras, in een nabijgelegen gebouw of in een afvalcontainer;
  • elektrische bronnen zoals defecte of overbelaste bedrading, elektrische panelen en huishoudelijke apparaten, HVAC-systemen (verwarming, ventilatie, airconditioning);
  • nabijheid van brandbaar materiaal zoals een warmtebron of draagbare verwarmingstoestellen;
  • open vlammen zoals kaarsen en voedselopwarmtoestellen bij evenementen;
  • haarden zoals open haarden, kookstoven, kandelaars, smederijwinkel;
  • constructie en restauratiewerkzaamheden zoals werken met warmte/vuur (lassen, verwijderen verf, snijden, …) of het gebruik van gietprocédés met warmte;
  • incorrect gebruiken, stockeren en/of verwijderen van vloeibare solventen zoals white spirit;
  • rokende materialen;
  • gaslek;
  • brandstichting.

Extra risico's voor gebouwen van de eredienst

  • Brandstichting: vaak gaat het om geïsoleerde, lege of verlaten historische gebouwen.
  • Gebrek aan compartimentering: grote open ruimtes met valse plafonds die ervoor zorgen dat de brand zich snel verspreidt.

Extra risico's voor musea in historische gebouwen

Deze musea hebben vaak een beperkt budget waardoor ze bijvoorbeeld geen branddetectie hebben of gebruikmaken van mobiele verwarmingstoestellen die niet brandveilig zijn. 

Sommige musea vertrouwen op rookdetectie die werkt met batterijen. Weet echter dat dergelijke installaties regelmatig moeten worden getest. Hoewel deze installaties mogelijk voldoende zijn voor de veiligheid van mensen, kan de respons door de brandweer buiten de kantooruren aanzienlijk worden vertraagd.  

Musea in historische huizen zijn extra gevoelig voor een zich snel verspreidende brand. Branden in dergelijke gebouwen kunnen bijzonder problematisch zijn om te bestrijden. Hun extra gevoeligheid hangt samen met verschillende factoren: 

  • een constructie van extreem brandbaar materiaal en materiaal dat niet brandwerend is of mogelijk is uitgedroogd;
  • verouderde verwarmingssystemen en elektriciteit die een risico vormen en ongeschikt zijn;
  • een ruime traphal waar brand en rook zich snel kunnen verspreiden tussen de verdiepingen;
  • verborgen ruimtes boven plafonds, onder vloeren en achter muren; 
  • niet-gecompartimenteerde kelders en zolders;
  • openingen rond luchtkanalen, elektrische bedrading, buizen, enz. die mogelijk niet gedicht zijn met brandwerend materiaal, vooral op plaatsen waar ze passeren door vloeren, plafonds en muren. 
  • reinigingsmiddelen, solventen, verf, boenwas enz. die vaak onveilig worden bewaard in de kelder of in een niet-brandveilige kast. 

Extra risico’s op brand door evenementen buiten de reguliere werking

  • Koken, bakken en andere demonstraties,
  • filmopnames in een museum,
  • diners en evenementen met open vuur en kaarsen.

Ondanks deze risico’s zijn musea vaak niet uitgerust met branddetectie of een automatisch brandblussysteem. Nochtans is het belangrijk om steeds een preventieadviseur/de brandweer te raadplegen wanneer functies worden uitgebreid. Zij kunnen aanpassingen aanbevelen met respect voor de historische/artistieke waarde van het gebouw.

Ongeacht of het gebouw historisch is of modern en voor zijn doel gebouwd, is het belangrijk om het gebouw en de installaties grondig te kennen en ze goed te onderhouden. Jammer genoeg worden brandpreventie en bescherming en het onderhoud van het gebouw te vaak opzij geschoven, omdat geld en de tijd van het personeel vaak worden ingezet voor andere activiteiten. Toch zijn dit belangrijke maatregelen om te prioriteren, voor de beveiliging van personeel, bezoekers, collecties en gebouwen tegen verlies en schade. Afhankelijk van de omvang van de schade, duurt herstel en heropening na een brand vaak vele jaren of is zelfs een nieuwbouw nodig; sommige musea herstellen nooit. 

Extra risico's voor archieven, erfgoedbibliotheken, erfgoeddepots

  • (Vaak) grote ruimtes met gebrek aan compartimentering.
  • Door de aanwezigheid van grote hoeveelheden papier kan een brand met een grote omvang zich snel verspreiden en is het totale verlies groot.
  • Onvoldoende en niet-gerichte dagelijkse controle/rondgang.
  • Depots bevinden zich vaak in de kelder:
    • naast de ruimtes met de technische installaties. Als deze installaties beginnen branden, kan de brand snel overslaan.
    • naast de werkruimtes waar onder andere wordt gelast en waar gevaarlijke stoffen (bv. solventen) worden bewaard in niet-brandveilige kasten.
  • In erfgoeddepots wordt vaak gewerkt met Tyvek en andere kunststoffen. Bij ontbranding smelt dit materiaal tot druppels, waarbij de druppels de brand snel verspreiden naar ander materiaal en ook op objecten achterblijven.

Extra risico’s door de aard van de collectie

  • Cellulosenitraat film en fotonegatieven,
  • natuurhistorische collecties op alcohol, 
  • wapens,
  • mijnuitrusting, technische collecties en dergelijke.

Terwijl dergelijke collecties meestal niet de oorzaak zijn van de brand, dragen ze wel bij tot de ernst van de brand, en vormen ze ook een bedreiging voor de brandweer. Bewaar ze dan ook op de specifieke vereiste manier en breng de medewerkers en de brandweer op de hoogte van hun risico’s.  

Welke schade veroorzaakt brand aan erfgoed?

Brandweerman. Foto: Andrew Gaines via Unsplash
Situatie na brand in een opslagruimte. Foto: FARO, fotograaf: Bram Wiercx
Roet op het plafond. Foto: FARO, fotograaf: Bram Wiercx
Vervuiling door roet in aanpalende ruimte. Foto: FARO, fotograaf: Bram Wiercx
Roet dringt zelfs door de kleinste openingen binnen in aanpalende ruimtes, technische installaties enz.! Foto: FARO, fotograaf: Bram Wiercx

Factoren die de schade beïnvloeden

Brandschade aan roerend erfgoed varieert van een lichte verkleuring tot totaal verlies.

Dit is afhankelijk van

  • het type brand,
  • de omvang,
  • de gevoeligheid van de materialen voor warmte, rook en roet.

Voorwerpen in de onmiddellijke omgeving van de brandhaard vatten vuur en verbranden deels of volledig. Voorwerpen die verder van de brandhaard liggen, (bv. in een andere ruimte), vervormen, verkleuren, worden broos of raken bedekt met een roetlaag. 

Terwijl schade door warme gassen en roet niet leidt tot totaal verlies, kan hierdoor ook ernstige en onomkeerbare schade ontstaan: bijvoorbeeld het onleesbaar worden van een archieftekst of versnelde chemische degradatie, die niet aanwijsbaar is maar wel degelijk een belangrijke rol speelt. 

Schade per materiaaltype

Organisch materiaal van dierlijke of plantaardige oorsprong, zoals papier, textiel en hout, is zeer gevoelig voor ontbranding, zeker als het materiaal droog is. Hoe dunner het organisch materiaal, hoe sneller het zal verbranden. Zo bijvoorbeeld zal één pagina sneller vuur vatten en branden, terwijl een rij boeken in een gevuld boekenrek zo goed als niet beschadigd worden, met uitzondering van hun kaft en roetbevuiling bovenaan.

Anorganisch materiaal, zoals steen, keramiek, glas en metaal, zal eerder niet branden, maar schade lijden door smelten, kromtrekken, verkleuring, verzwakking, barsten en uit elkaar vallen. Ook kunststoffen lijden onder deze schade. 

Vormen van brandschade

Brand veroorzaakt dus gedeeltelijk tot totaal materiaalverlies, maar ook:

  • Vervuiling door roet en rook
  • Verschroeiing
  • Vervorming
  • Verkleuring
  • Niet-zichtbare of aanwijsbare versnelde chemische aftakeling door de hitte

Wanneer de brand geblust is met water of een schuimblusser met een niet pH-neutraal detergent, dan kan het materiaal ook schade oplopen door contact met water (golven, uitlopen kleurstoffen en inkten, schimmels, ...) en door verontreiniging (alkalische schuimblusser, vervuild bluswater). Schade wordt ook veroorzaakt door schadelijke gassen die vrijkomen bij brand. Ze veroorzaken geen totaal verlies, wel ernstige en mogelijk onherstelbare schade.

Roetbevuiling veroorzaakt vaak een chemische reactie waardoor het voorwerp beschadigd raakt. De schade is in veel gevallen niet meer of heel moeilijk te verwijderen. Roet kan vooral organisch materiaal onherstelbaar beschadigen. Ook rook is schadelijk voor erfgoed.  

Wat is het verschil tussen rook en roet?

Beide zijn schadelijk voor voorwerpen:

  • Rook is het product van de ontbranding en bestaat meestal uit fijne partikels en warme gassen. Rook versnelt de chemische aftakeling van materialen zoals papier, textiel, fotografisch en audiovisueel materiaal. Deze schade is niet onmiddellijk zichtbaar, maar onherstelbaar. 
  • Roet is de bevuiling met fijne koolstofdeeltjes verspreid door de vlammen, als gevolg van de onvolledige verbranding van organisch materiaal. Roetneerslag ziet er vaak uit als een poederige, asachtige bevuiling die een oppervlak, detail of beeld kan vervagen of dof maken.

Tips:

  • Let op met het verplaatsen van materiaal bevuild door roet: roet is vaak een vettige, olieachtige substantie die doordringt in poreus materiaal of materiaal met veel reliëf en achteraf niet meer of heel moeilijk te verwijderen is. 
  • Verplaats materiaal bevuild door roet zo weinig mogelijk en verwijder het roet met een stofzuiger die u erboven houdt. U mag het oppervlak niet aanraken! 
  • Hoe langer het roet op het voorwerp ligt, hoe moeilijker te verwijderen. Wacht hiermee dus niet!
  • Roet uit een brand met synthetische materialen is vaak olieachtig en moeilijker te verwijderen dan poederig roet. Laat dit over aan specialisten.

Geïntegreerde brandpreventie en -bestrijding

Een goed brandpreventiebeleid steunt op vier pijlers:

  1. Organisatorische maatregelen
    • Een calamiteitenplan op maat van uw erfgoed, uw organisatie en uw gebouw is onontbeerlijk om u goed voor te bereiden op een brand. 
    • In het calamiteitenplan neemt u ook een taakverdeling en heldere instructies op voor de nodige acties bij een brandmelding.
    • Zorg voor de opleiding van bestaande en nieuwe medewerkers en fris hun opleiding minstens jaarlijks op.
  2. Bouwkundige/fysische maatregelen
  3. Meldingsmaatregelen
  4. Elektronische en technische maatregelen
    • Alle informatie over deze drie pijlers vindt u terug op de pagina 'Infrastructurele beveiliging tegen brand'.
    • Zorg ervoor dat de inrichting, detectie, blussystemen en installaties stroken met de vigerende wetgeving en normen en ook volgens de richtlijnen worden nagekeken en onderhouden.