Voor u gelezen: Belgen maken bommen

Op de WOI-pagina van FARO posten we geregeld recensies van een opvallend, inspirerend of innoverend boek over de Groote Oorlog. Ditmaal las Pieter-Jan Lachaert (Stadsarchief Gent) voor u 'Belgen maken bommen' van Dirk Musschoot.

Na eerdere boeken over de Belgen op de Titanic, over de Vlaamse emigratie naar de Verenigde Staten en Canada tussen 1850 en 1930 en over Vlaamse seizoensarbeiders in het buitenland richt Dirk Musschoot zich in zijn recentste boek op de kortstondige geschiedenis van een Belgische enclave in Engeland tijdens de Eerste Wereldoorlog. Elisabethville, een nieuw gestichte nederzetting in Birtley (Noord-Engeland), herbergde tussen 1916 en 1919 ongeveer 6.000 Belgen. De reden voor deze grootschalige Belgische aanwezigheid was de tewerkstelling in een Belgische munitiefabriek, die granaten produceerde voor het Britse leger.

Munitietekort

In mei 1915 raakt bij het brede publiek bekend dat de Britten onvoldoende munitie hebben om hun troepen te bevoorraden. De kat wordt de bel aangebonden door een Britse oorlogscorrespondent van de krant The Times die er met uitzonderlijke toestemmingen in slaagt om het front in Frankrijk te bezoeken. Bij diverse slagen in Noord-Frankrijk blijkt het Britse leger niet in staat om zijn stellingen te verdedigen omdat het bij elke veldslag al snel zonder munitie valt. Wat men in Engeland produceert in zeventien dagen, wordt in Frankrijk op één dag verschoten. Deze vaststelling leidt tot een politieke crisis in Engeland. Onder impuls van een nieuw aangestelde minister van Munitie, David Lloyd George, wordt onder meer beslist om achttien nieuwe wapenfabrieken operationeel te maken om beter aan de militaire oorlogsnoden te kunnen tegemoetkomen. De versnelde groei van de oorlogsindustrie stelt echter een personeelsprobleem. Dat wordt eind 1915 alleen maar groter omdat steeds meer Britse mannen naar het front vertrekken.

Op de vlucht naar Engeland

Op datzelfde ogenblik zijn anderhalf miljoen Belgen uit België weggevlucht voor de oorlog. Ongeveer 250.000 onder hen vinden onderdak in Groot-Brittannië. Aanvankelijk worden ze er zeer hartelijk onthaald, maar naarmate duidelijk wordt dat de oorlog langer zal duren groeit het onbegrip. Vluchtelingen die willen werken, worden ervan beschuldigd het werk van een Engelsman af te pakken. Naar het einde van 1915 steekt het ook vele Britten dat ze her en der op straat Belgische jongemannen werkloos zien rondlopen terwijl alle Britse mannen onder de wapens zijn geroepen. De kranten blokletteren: “Aliens stealing British jobs” en “Fight or go”.

In deze context wordt door de Britse overheid in het Noord-Engelse Birtley een nieuwe, door Belgen gerunde, munitiefabriek gebouwd met een omheind kamp: Elisabethville. Daar zullen vierduizend Belgische vluchtelingen, al dan niet vergezeld van vrouw en kinderen, en afgekeurde soldaten van 1916 tot 1919 bommen maken.

Sociale geschiedenis

Aan de hand van een indrukwekkende hoeveelheid egodocumenten en snippers geschiedenis die her en der werden verzameld, wordt het sociale weefsel van het Belgische munitiedorp in Engeland minutieus gereconstrueerd. Het zwaartepunt ligt hierbij op het leven in het Belgische dorp en slechts in mindere mate op het functioneren van de wapenfabriek. Musschoot werkt de individuele verhalen van bewoners en bezoekers in Elisabethville uit tot een begeesterend patchwork. Ook enkele kwesties uit het thuisland steken in het Belgisch-Britse dorp Elisabethville al gauw de kop op: de sociale kwestie en de Vlaamse kwestie. Sociale onrust en een relatief sterk georganiseerd syndicalisme in de Belgische wapenfabriek leiden eind 1916 tot een nieuw evenwicht: het Belgische militaire regime dat in de wapenfabriek gold, wordt versoepeld en er wordt aan de arbeiders van Elisabethville een grotere vrijheid toegestaan (voortaan kunnen o.a. ook Engelse pubs buiten het kamp worden bezocht). Daarnaast installeert men binnen de fabriek ook een soort arbeidsrechtbank (de ‘Munitions tribunal’) waarin geschillen die te maken hadden met het werk in de fabriek worden behandeld door een orgaan waarin zowel de fabrieksleiding als de werknemers zijn vertegenwoordigd. 

Dirk Musschoot toont zich in dit boek eens te meer een meester in de sociale geschiedenis, met grote aandacht voor de individuele betrokkenen. Het verenigingsleven dat zich ontwikkelt na de sociale spanningen in de fabriek komt bijvoorbeeld erg uitvoerig aan bod. Het geheel is een onderhoudende aaneenschakeling van anekdotes die het leven in Elisabethville laten herleven. Wie wil, kan dat alles zelf ook herbeleven: er zijn aanwijzingen voor mensen die in het spoor van de auteur Birtley willen bezoeken. Het boek is dan ook een reisgids voor de geschiedenistoerist. Bij dat alles verdwijnen de grotere lijnen van de geschiedenis echter wat meer naar de achtergrond.

En wat met het archiefmateriaal?

Als archiefbeheerder moet me nog een laatste bedenking van het hart: voor dit boek kreeg de auteur van verschillende betrokkenen archiefmateriaal toevertrouwd. Dit zorgt er onder meer voor dat deze publicatie erg mooi geïllustreerd kon worden met afbeeldingen van foto’s, affiches, postkaarten, vlaggen, krantenknipsels en allerhande archiefdocumenten. Het valt te hopen dat deze documenten ook voor de langere termijn en voor andere onderzoekers ter beschikking worden gesteld door hun overbrenging naar een openbare erfgoedinstelling. Misschien is het In Flanders Fields Museum in Ieper wel een passende plek om dit erfgoed voor de toekomst veilig te stellen?

Het boek:
D. Musschaert, Belgen maken bommen. Zesduizend militairen en vluchtelingen in de munitiefabriek van Birtley, Engeland (1916-1919), Lannoo, 2016.

De recensent:
Pieter-Jan Lachaert, archivaris Stadsarchief Gent, is contactpersoon voor het door de Vlaamse overheid gesubsidieerde Wereldoorlog I-project Met de rug tegen de muur. Tekstaffiches uit de Eerste Wereldoorlog.

Gregory Vercauteren
100 jaar Groote Oorlog