FARO en Histories in gesprek met Bruno De Wever

Bewerkt beeld van ‘zicht’ door Jean Charles Le Vasseur, naar Pierre-Louis Dumesnil (1744-1781) © FARO bewerkt van Rijksstudio

Op 12 september organiseren FARO, Scivil, Histories en het AfricaMuseum een netwerkdag voor burgerwetenschap en erfgoed. Een breed programma aan sessies duidt de kansen en voordelen van participatief onderzoek voor de erfgoedsector. Maar we hebben ook aandacht voor de struikelblokken en voorwaarden. Inschrijven doet u via deze link.

Maar waarom nu juist inzetten op burgerwetenschap? Hendrik Vandeginste (Histories) en Saidja Steenhuyzen (FARO) gingen hierover in gesprek met em. prof. dr. Bruno De Wever, publiekshistoricus.

Niet nieuw, maar nog steeds noodzakelijk

“Burgerwetenschap is volgens mij een nieuwe term voor iets dat altijd al heeft bestaan, zeker in het vakgebied van de geschiedenis. In de familiekunde en de heemkunde heb je altijd al grote groepen van burgers gehad die vanuit hun amateurisme de lokale geschiedenis hebben bestudeerd. Wij, academici-historici, kennen hun werk en grijpen er regelmatig naar terug.”

Bruno De Wever is voorstander van een brede definitie van burgerwetenschap. Een discussiepunt binnen de sector waar we op de netwerkdag ook kort bij stilstaan. “Als je burgerwetenschap enkel beschouwt in termen van onderzoeksprojecten gedefinieerd door universiteiten of erfgoedinstellingen, doe je onrecht aan veel onderzoekswerk door vrijwilligers zelf.”

Zo begeleidt hij zelf ook enkele doctoraatsstudenten die buiten de muren van de universiteit aan hun doctoraat werken. Jong-gepensioneerden of nog werkende mensen die tijdens het beoefenen van hun hobby, namelijk studie van geschiedenis, meer omkadering en begeleiding door academici willen. “Ook dat is voor mij burgerwetenschap.”

Een win-win maar ook inspanning van beide kanten gevraagd

Die begeleiding, met oog voor het wetenschappelijke gehalte van het project, is noodzakelijk in elk burgerwetenschapsproject. Zelf is de publiekshistoricus van aan de zijlijn betrokken bij het project S.O.S. Antwerpen.

“De meer dan 750 vrijwilligers die daar een enorme hoeveelheid aan data genereren uit de doodsoorzakenregisters, moet je ook goed omkaderen en ondersteunen. Ze moeten zich gezien voelen, erkend worden.”

Wat die omkadering juist moet zijn, is te bepalen per project: “S.O.S. Antwerpen is vooral een online gebeuren. En dat bepaalt wat je voor hen moet organiseren. Een fysieke drink, daar komen niet veel vrijwilligers op af. Maar een online opleiding waarmee ze hun kennis verder kunnen verdiepen, slaat wel aan. Maar ook: als je het woord ‘wetenschap’ in burgerwetenschap in acht neemt, dan mag je ook van de burgers die meedoen verwachten dat ze investeren in kennis van de gebruikte methoden. Als vrijwilliger moet je deze vaardigheden ook willen leren en eigen maken.”

Erfgoedvrijwilligers en academici: hoe vinden ze elkaar?

Bruno De Wever erkent dat we uit een periode komen waarin academici de band met het erfgoedveld enigszins kwijt waren. “Maar dat is nu volledig terug aan het kantelen. Onderzoekers worden verplicht terug te kijken naar de maatschappelijke relevantie van hun onderzoek, en maar goed ook. Als we kijken naar de voorwaarden voor financiering bij FWO (Fonds Wetenschappelijk Onderzoek) dan zien we ‘maatschappelijke valorisatie’ en ‘outreach’ als standaarden in de aanvraagformulieren terugkomen. Een burgerwetenschapsproject kan dan misschien net dat duwtje geven om financiering te krijgen, want daar zit de ‘outreach’ al in de methodologie vervat.”

Zo denkt hij aan gecoördineerde onderzoeksprojecten waarbij zowel de universiteit als de erfgoedsector en de vrijwilligers samen de nodige financiering kunnen aanvragen.

“En ja, universiteiten kunnen misschien nog werken aan het laagdrempelig communiceren van hun aanbod rond onderzoeksprojecten. Maar er is al veel gebeurd. En de huidige onderzoekers staan er zeker voor open om samen te werken met het veld.”

Van project naar ingebedde werking

“We blijven natuurlijk nog veel denken in projecten. Het is zo dat vele financieringsmodellen werken.”

Maar is het succes van projecten zoals o.a. S.O.S. Antwerpen net niet te danken aan het feit dat ze ingebed zijn in een gehele werking? Ook hier moeten burgerwetenschapsprojecten rekening mee houden.

“Jazeker. Ik wil nog een voorbeeld geven. Samen met prof. Koen Aerts (UGent) heb ik vele jaren geleden Belgium WWII opgestart. Een website waar we informatie over de Tweede Wereldoorlog bundelen. Ook dat is burgerwetenschap. Burgers, of amateurhistorici, kunnen zelf bijdragen leveren die na peer review op Belgium WWII worden gepubliceerd. Wel, dit is een duidelijk voorbeeld van iets dat startte als een project – met een beperkte financiering – maar waar het van bij het begin voorzien was dat Cegesoma (Studiecentrum Oorlog en Maatschappij) het zou opnemen in de vaste werking en zou continueren.”

Een idee voor toekomstig burgerwetenschapsonderzoek

We vragen Bruno De Wever nog om te dromen van verder onderzoek. Wat ziet hij in die droom?

Foto:  collega’s Saidja (FARO) en Hendrik (Histories) in gesprek met prof. Bruno De Wever ©FARO

“Oh, dan droom ik over onderzoek met betrekking tot België tijdens de Tweede Wereldoorlog natuurlijk. Er zijn nog veel vragen die opgelost moeten worden en die we alleen kunnen beantwoorden samen met lokale historici, vrijwilligers. Zo is er de geschiedenis van het verzet. Of de hele problematiek rond straatrepressie na afloop van de Tweede Wereldoorlog.

Weinig is daar van in kaart gebracht. En daar kan je niet aan beginnen zonder een grote ploeg van lokale historici. Want veel bronnen daarvoor zitten in politiearchieven en lokale archieven.”

Misschien twee onderwerpen die de deelnemers van de Netwerkdag Burgerwetenschap kunnen meenemen tijdens het netwerken op 12 september?

Meer lezen

Foto: Bewerkt beeld van ‘zicht’ door Jean Charles Le Vasseur, naar Pierre-Louis Dumesnil (1744-1781) © FARO bewerkt van Rijksstudio

saidja steenhuyzen