Let there be led!

Verlichting in museale context

In 2012 is het 50 jaar geleden dat de Amerikaanse natuurkundige Nick Holonyack jr. de eerste werkende lichtgevende diode (led) maakte. Het komt echter de Russische wetenschapper Oleg Losev toe om geboekstaafd te worden als ontdekker van de werking van de diode die licht uitstraalt als er stroom doorheen wordt gestuurd (1927).

Leds (Light-emitting diode) zijn vandaag overal aanwezig. Omdat leds duurzaam zijn, uitermate sterk en veel minder energie verbruiken dan een gewone lamp, lijken ze uitstekend geschikt voor gebruik in musea en tentoonstellingsruimten. Berekend op basis van de gemiddelde openingstijden van onze musea zouden leds zeventien jaar (50.000 uren) kunnen meegaan. Een immense besparing dus in kosten van onderhoud en vervanging. Bovendien bevatten leds weinig infrarood (wel warmteontwikkeling binnen een gesloten omgeving) en geen UV, wat een behoorlijk voordeel biedt bij het aanstralen van museumobjecten. Leds zijn daarenboven in allerlei vormen op de markt: inbouw, lineair, spots enzovoort.

Maar het meest doorslaggevende argument bij de keuze voor leds is hun energie-efficiëntie. In hun streven naar duurzaamheid, reductie van ecologische voetafdruk en energiekosten zijn musea al gauw bereid om op dit nieuwe type van verlichting over te stappen, ondanks de hoge basisinvestering. Hoewel er meer en meer vergelijkend cijfermateriaal beschikbaar komt over de energiebesparing en terugverdientijd van ledverlichting in musea, moeten dergelijke berekeningen met de nodige nuance beoordeeld worden. Besparingen vloeien niet uitsluitend voort uit het gekozen verlichtingstype. Ook een al of niet programmeerbare verlichtingstijd, het nuttige gebruik van daglicht en andere facetten van belichtingsstrategie en verlichtingsregime kunnen hierin een rol spelen. Wie over de realiteit van energiekostenreductie door ledtoepassing versus de gebruikelijke wolfram- en fluorescentielampen verlichting wat concreter wil ingelicht worden (voorbeelden uit de UK), raadplege het artikel van Rebecca Atkinson, Is now the time to invest in LED lighting? (17/01/2011), een resumé van het congres Everything is Illuminated: New approaches to lighting, in het British Museum te Londen op 9 december 2010 en verschenen in het recentste nummer van het (digitale) tijdschrift Museum Practice. (Enkel raadpleegbaar na - betalende - registratie of via de FARO-bibliotheek).

Hoe dan ook is ledverlichting een enorme stap voorwaarts inzake energiebesparing. Maar wat met de lichtkwaliteit die de hedendaagse leds voortbrengen in relatie tot de museale eisen? Hierover heeft menig lichtontwerper vooralsnog zijn bedenkingen, zowel wat de kleurtemperatuur (leds zijn blauwachtiger en kouder dan gloeilamp of halogeen) als wat de kleurweergave van de door deze lichtbron belichte objecten betreft. De omzetting naar een warmere kleurkwaliteit van de leds is mogelijk, maar zou toch nog een vermindering van energie-efficiëntie én meer opwarming tot gevolg hebben. Vraag is of voor schilderijen bijvoorbeeld, waar de kwaliteit van kleurweergave zeer belangrijk is, in deze fase van de ledontwikkelingen halogeenverlichting geen betere keuze is. Wie vandaag resoluut voor led kiest moet beseffen dat deze technologie met rasse schreden vooruitgaat. Daardoor is het niet uitgesloten dat wie thans zwaar investeert in een duurzaam systeem met oog op de lange termijn, het binnen enkele jaren wellicht al wenselijk zal achten zijn verlichtingssysteem behoorlijk te upgraden. De vraag is dus niet: led of geen led, maar: wanneer spring ik op de rijdende trein van deze beloftevolle, energiebesparende technologie.

Tijdens het tweedaagse seminarie ‘Licht en verlichting in musea: steek er wat van op!’ (2 en 16 mei 2011, Leuven museum M en Gent, MIAT) worden deze en vele andere vraagstukken inzake lichttechnologie, keuze van verlichting, lichtbeheersing, lichtdosisberekening en lichtontwerp helder … belicht. Meer info en inschrijvingsformulier op de FARO-website.

Leon Smets